Welkom bij ons magazine

Jan wil voorlezen

deel II

Een half uur later ga ik weer aan tafel zitten. Het bord pap staat voor me. Zoals altijd gemaakt van karnemelk, wittebrood, anijszaad en een beetje siroop.

Ik heb niks raars kunnen ontdekken in de keuken. Ik heb echt goed gekeken. Het kleine keukentje heeft na al die jaren geen geheimen meer voor me en ik hou van orde. Alles heeft een vaste plaats. De lepeltjes lagen nog in de la van de kast, alle potten en pannen stonden nog op hun plek en ook in de voorraadkast zag ik niks raars. Het enige wat opviel was dat de karnemelk nog op het aanrecht stond. Zelf had ik dat meteen weer in de kelder gezet uit angst dat het morgen niet meer goed is, maar Pieter is natuurlijk geen huisvrouw.

Ik begin te twijfelen. Heb ik me de ongemakkelijke blik in Pieters ogen verbeeld? Hecht ik te veel waarde aan het feit dat Jan hem zo aanstaarde? Mijn god, ik word toch niet seniel?

Mijn handen trillen als ik mijn lepel pak om een hap van mijn pap te nemen. Ja, ik word oud. Ja, mijn lichaam doet niet meer alles wat ik wil. Maar nee, met mijn verstand is niks mis. Pieter deed raar en Jan zag het aan hem.

‘Volluk.’ Ik herken de stem van buurvrouw Kooistra.

‘Kom maar binnen, Jantje. En neem voor jezelf en het meisje een bord pap mee, ik wilde net gaan eten,’ roep ik in de richting van de achterdeur. Regelmatig komt de jonge moeder rond etenstijd even langs. En dat is niet toevallig. Haar man heeft geen vast werk en hoewel hij alles aanpakt wat hij kan krijgen zit hij ook vaak thuis. Dan eten Jantje en haar dochtertje bij mij een bord pap mee. Kooistra zelf komt nooit mee. Jantje heeft me vertelt dat hij zich schaamt dat hij zijn gezin niet kan onderhouden en daarom zelf geen, wat hij noemt, liefdadigheid wil aannemen.

Ik zucht een keer diep om mezelf tot rust te brengen en zet dan een glimlach op om de twee te verwelkomen. Jantje en ik eten zwijgend, het meisje zegt af en toe iets tegen de lappenpop die ze tegen zich aangeklemd houdt. Als de borden leeg zijn staan Jantje en haar dochter op. Zoals altijd bedanken ze me uitgebreid, nemen de borden mee naar de keuken en spoelen die af voor ze naar huis gaan.

Ik verplaats me, zoals elke dag, naar de gemakkelijke stoel bij het raam voor een dutje. Pieter dwaalt nog door mijn hoofd maar de warme pap en de drukte van de ochtend maken dat ik toch wegdommel.

Ik weet niet hoe lang ik heb geslapen, maar ik schrik wakker als ik een steek in mijn buik voel. Even denk dat het zo’n steek is waaraan ik over niet al te lange tijd dood ga, maar dit is anders. Dit blijft niet bij een steek, dit voelt als een slang van pijn die door mijn darmen kronkelt. Van onder naar boven en weer terug. Ik voel ik een golf van misselijkheid opkomen.  Zo snel als ik kan sta ik op, moet even blijven staan om de duizelingen in mijn hoofd de baas te worden – waar komen die nou weer vandaan- en loop dan zo snel ik kan naar mijn keukentje. Ik pak een pan en braak de karnemelkse pap die me zo goed heeft gesmaakt weer uit. Sorry, geen smakelijk verhaal, maar ik kan het niet anders zeggen. Gelukkig heb ik een grote pan gepakt want het blijft niet bij een keer. Ik braak tot er alleen nog gal omhoog komt.

Nadat ik de pan heb geleegd en omgespoeld loop ik weer naar mijn stoel, in de hoop nog even te kunnen slapen. Ik zit nog maar net of daar is die slang van pijn weer. Opnieuw moet ik snel zijn. Net op tijd bereik ik het kakhuisje buiten, de details zal ik je besparen.

Als ik het idee heb dat mijn darmen weer rustig zijn sta ik op. Ik voel me slap en duizelig. Is dit het dan? Ga ik nu al dood? Ik bedoel, ik weet dat ik niet lang meer heb, maar zo snel had ik toch ook weer niet verwacht. Voetje voor voetje loop ik weer naar binnen.

Als dit mijn einde is, dan is het niet best. Ik heb hulp nodig. Ik stap naar buiten en loop de paar passen naar de achterdeur van de buurvrouw. Ik hoop zo dat ze thuis is. Ik wil hier niet sterven.

De deur gaat open en ik dank de god waar ik niet in geloof toch maar even. Ik kan alle hulp gebruiken op dit moment. En baadt het niet dan schaadt het niet, toch?

De buurvrouw schrikt zichtbaar als ze mij ziet. Ik kan me zo voorstellen dat ik er niet op mijn best uitzie op dit moment, maar dat ze zo zou schrikken had ik nou ook weer niet verwacht.

‘Kun je me helpen, Gerda?’ vraag ik zachtjes.

‘Natuurlijk, maar wat is er gebeurd?’ Gerda wacht niet op antwoord maar steekt haar arm door die van mij en samen lopen we langzaam terug naar mijn huisje. Ik heb de puf niet om te vertellen wat er aan de hand is.

‘Ik denk dat ik maar naar bed moet,’ zeg ik als Gerda in de woonkamer even blijft staan.

Even later lig ik rillend in de bedstee onder de dikke winterdeken die ik gelukkig al uit de kast had gehaald. Eerder wisselde ik die pas met de zomerdeken in oktober, maar na een paar nachten slecht slapen door koude voeten en knieën heb ik besloten mijn eigen regel los te laten. Op dit moment ben ik mezelf daar bijzonder dankbaar voor.

Gerda haalt een glaasje water voor me en als ze me heeft geholpen een slokje te nemen gaat ze op de rand van de bedstee zitten. Dat is niet raar, we wonen al jaren naast elkaar en hebben elkaar in die jaren gesteund waar we konden.

‘Wat is er nou aan de hand?’ vraagt ze.

Ik zucht en besluit eerlijk te zijn.

‘Kan ik je iets in vertrouwen vertellen, Gerda?’

Ik vraag het voor de vorm, want ik weet dat ik me geen zorgen hoef te maken over Gerda’s betrouwbaarheid. Als ze knikt vertel ik haar over mijn klachten, het bezoek aan de dokter en zijn boodschap. Ik vertel dat ik bang ben dat mijn einde gekomen is.

Gerda blijft rustig, hoewel ik tranen zie opwellen in haar ogen.

‘Misschien moet u eerst even gaan slapen. U heeft uw middagdutje niet afgemaakt en wat er daarna is gebeurd maakt ook moe.’ Ik kijk haar dankbaar aan, ik hoop dat ze het ziet. Slapen ja, dat zou ik nu het liefst willen.

Ik droom. Het is een nare droom. Ik weet dat ik lig te draaien in mijn bed en af en toe voel ik een koele hand op mijn voorhoofd. Het ene moment weet ik dat het de hand van Gerda moet zijn, het volgende moment denk ik dat het de hand is van een arts die moet beoordelen of ik dood ben.

Ook Pieter dwaalt door mijn droom. Niet de vrolijke Pieter die ik ken, maar een man met een gemene grijns die de arts aanspoort mij dood te verklaren.

Zelfs kleine Jan komt voorbij. Lieve Jan met zijn prachtige ogen die veel meer weten dan wie dan ook. Hij pakt mijn hand vast en zegt dat hij me komt voorlezen. Hij bukt om iets van de grond te pakken. Eerst kan ik niet goed zien wat het is, dan herken ik de vorm van een boek. Ik span me in om de titel te lezen, maar dat lukt niet. Ik zie alleen donkere vlekken op de plek waar je letters zou verwachten.

[…]

Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. Kosten 1988 woorden x € 0,001 = € 1,98 + btw € 0,18 + betaalkosten € 0,30 = € 2,46.

Of word abonnee.

Extra donatie aan de schrijver.

X