Zondag 6 juni 1943
Janneke schrikt op als ze midden in de nacht wakker wordt van een hard geluid. De regen klettert op het dakraampje boven haar, maar dat is niet wat haar gewekt heeft.
Nu hoort ze het weer.
Het is een gebonk.
Er wordt op de voordeur gebonkt. Dat is vreemd. Die wordt bijna nooit gebruikt.
In de slaapkamer van haar ouders hoort ze gestommel. Even later loopt vader, mopperend op de onverlaat die hem zijn nachtrust niet gunt, de trap af. Janneke werpt een blik op het wekkertje naast haar bed, kwart over twee. Wie kan dat nou zijn op dit tijdstip? Nog wel op zondag en met dit weer. Haar hart bonst in haar keel. Komen de Duitsers hen halen? Maar waarom?
Hoewel de situatie in Nederland er door de Duitse bezetting niet beter op wordt merkten ze tot voor kort in het kleine Friese dorpje weinig van de bezetting. Natuurlijk is er de avondklok, het eten dat op de bon is en de Duitsers die af en toe langs het dorp trekken. Maar hier op de boerderij hebben ze genoeg te eten en kunnen ze meestal gewoon hun gang gaan.
Tot vader vorige maand boos thuiskwam van een ritje naar het dorp
‘Alle mannen van achttien tot vijfendertig jaar moeten zich melden bij een arbeidsbureau,’ gromde hij toen moeder tijdens de koffie vroeg wat er aan de hand was.
‘Alle mannen?’ vroeg Janneke ongelovig. ‘Maar dat kan toch niet?’
‘Er is een oproep voor alle mannen, geboren in 1922, ‘23 en ‘24. Ze moeten vóór 15 augustus naar Duitsland om daar te werken.’ Vader begon steeds harder te praten en met zijn handen te gebaren. De koffie stond onaangeroerd op tafel.
‘Ze zijn gek geworden,’ ging hij verder. ‘Wie denken ze wel niet dat ze zijn. Hoe moeten wij hier onze bedrijven gaande houden als ze alle sterke jonge mannen weghalen. Hoe moeten die mannen hun gezinnen onderhouden als ze er niet zijn?’
Ook in het dorp heeft het nieuws behoorlijk wat opschudding veroorzaakt. Natuurlijk wil niemand voor de Duitsers werken.
In de weken daarna heeft vader een paar keer met een aantal mannen uit het dorp in het geheim vergaderd over de mogelijkheid om voor de jongens die niet naar Duitsland willen een plek te vinden waar ze zich kunnen verstoppen. Maar voor zover Janneke weet is het bij vergaderen gebleven.
‘Janneke!’ Vaders stem onder aan de trap doet Janneke opschrikken uit haar gedachten.
‘Kom eens snel naar beneden!’
Janneke fronst haar wenkbrauwen. Wat moet zij nou beneden doen? Snel trekt ze een rok en trui aan en roffelt de trap af. Als ze de woonkamer binnenstapt blijft ze met een schok stilstaan. Haar mond zakt open maar er komt geen woord uit. Ze knippert een paar keer met haar ogen.
‘Daniël,’ fluistert ze dan. De magere jongeman die ineengedoken aan de eettafel zit lijkt nog amper op de gezonde vrolijke jongen waar ze twee jaar geleden op het ijs zo’n plezierige dag mee heeft beleefd.
‘Janneke.’ Hij knikt haar toe.
‘Maar, maar,’ stamelt Janneke. ‘Wat doe jij nou hier?’
Daniël kijkt haar met lege ogen aan. Hij zegt niks. Dan neemt vader het woord.
‘Deze jongeman is uit Groningen komen lopen. Hij kon daar niet blijven, maar het lukte hem niet contact te krijgen met iemand die een veilige plek voor hem zou kunnen vinden. Toen herinnerde hij zich jou.’
Janneke bloost, maar ze kan geen spoor van verwijt ontdekken in vaders blik.
‘Hij herinnerde zich jouw adres en hoopt dat wij hem kunnen helpen.’ Vader draait zich om naar Daniël. ‘En dat zullen we natuurlijk doen. Maar eerst moet hij een fatsoenlijk bord eten hebben en droge kleren. Janneke, kijk of je broer nog een broek en een trui heeft en maak dan wat warms klaar voor je vriend.’
Janneke knikt, draait zich om en loopt zo snel ze kan naar de kamer van haar broer. Daniël is langer dan Klaas, maar op dit moment zeker niet breder, dus er moet wel iets passends te vinden zijn.
Met de droge kleren in haar hand loopt ze terug naar de woonkamer en legt het stapeltje voor Daniël op tafel.
‘Alsjeblieft, trek maar gauw aan.’
Snel loopt ze de kamer weer uit om Daniël de kans te geven zich om te kleden. In de keuken zoekt ze wat ingrediënten bij elkaar. Aardappelen zijn er, en snijbonen. Er ligt ook nog een stuk spek, maar dat eet Daniël vast niet. Zou moeder het goed vinden als ze hem het runderlapje geeft dat over is van gister? Nou ja, dat risico neemt ze dan maar. Janneke schenkt nog een beker melk in en neemt dan alles mee naar de woonkamer. Vader is weer naar bed gegaan, voor hem is het ook op zondag vroeg dag, en Daniël zit in de kleren van Klaas aan tafel. De mouwen van de trui komen maar tot halverwege zijn onderarmen en de broek doet hoogwater vermoeden, maar verder past het prima. Zijn eigen natte kleren liggen op een hoopje op de grond. Janneke zet het eten voor hem neer en wil zijn kleren pakken om ze in het washok te leggen, maar dan begint Daniël te praten.
‘Ik weet dat ik jullie in de problemen breng met mijn komst, Janneke. Maar ik wist gewoon echt niet wat ik anders moest doen.’
Janneke schudt haar hoofd. Een kriebelig gevoel nestelt zich in haar buik nu ze tegenover de jongen zit waar ze de afgelopen jaren zo vaak aan heeft gedacht.
‘Maak je om ons maar geen zorgen. Het is goed dat je gekomen bent. We zullen je helpen. Ik weet nog niet hoe, maar vader zal vast een oplossing bedenken,’ probeert Janneke hem gerust te stellen. ‘Eet jij maar rustig je bord leeg, dan zorg ik voor je kleren. Daarna kom ik nog wel even bij je zitten.’ Ze is heel benieuwd naar zijn verhaal, maar dat moet nog maar even wachten.
Al binnen een paar minuten is Janneke terug. Ze wacht ongeduldig tot Daniël de laatste hap naar binnen heeft gewerkt. Zodra hij zijn vork naast zijn bord legt vraagt ze: ‘Wat is er gebeurd?’
Als Janneke Daniëls verwrongen gezicht ziet realiseert ze zich dat die vraag voor hem misschien niet zo gemakkelijk te beantwoorden is. Wie weet wat hij heeft meegemaakt tijdens zijn tocht hier naar toe. Om nog maar niet te spreken over wat hem ertoe heeft gebracht die risicovolle reis te ondernemen.
Daniël zucht diep.
‘Ik zal het je vertellen. Daar heb je recht op als je me helpt. Maar praat er verder met niemand over. Niet over dat ik hier ben en niet over waarom ik hier ben.’
Janneke knikt.
Daniël haalt nog eens diep adem, alsof hij moed wil verzamelen om zijn verhaal te kunnen vertellen. Dan steekt hij van wal.
‘Misschien heb je wel gehoord over de grote razzia van oktober vorig jaar in Groningen?’ Het is geen echte vraag, want Daniël praat verder zonder Janneke de kans te geven bevestigend of ontkennend te antwoorden.
‘Tijdens die razzia zijn mijn ouders en mijn zusje Louise opgepakt.’ Daniëls stem stokt even. Janneke kijkt op en ziet dat er tranen in zijn ogen staan.
‘Ik verbleef al een tijd bij vrienden buiten de stad, omdat het in Groningen voor mij niet meer veilig was na de oproep in juli dat ik me moest melden om te werken in Duitsland. Toen ik hoorde van de razzia ben ik naar huis gegaan. Het was gevaarlijk, maar ik moest weten wat er met mijn familie was gebeurd. Ik trof ons huis verzegeld en leeg aan.’
Nadenkend kijkt Janneke hem aan. Ze heeft inderdaad gehoord van de razzia en heeft aan hem gedacht. Maar raar genoeg heeft ze niet bedacht dat hij of zijn familie afgevoerd zouden kunnen zijn. Daniël en zij waren maanden eerder al gestopt met hun briefwisseling omdat Daniël bang was dat zij daardoor in de problemen zou kunnen komen. Ze had dus geen idee hoe het met hem ging.
‘Een buurvrouw kwam naar me toe en vertelde me wat er was gebeurd. Ze zei ook dat ik maar beter zo snel mogelijk weer weg kon gaan. Toen mijn ouders uit ons huis werden gehaald hoorde ze een Nederlander vragen waar ‘de jongen’ was. Mijn ouders hebben niks gezegd, maar de dagen daarna zag de buurvrouw een paar keer een bekende NSB’er door onze straat fietsen.’
Janneke voelt zich misselijk worden als ze bedenkt hoe het voor Daniël moet zijn geweest. Thuiskomen en horen dat je ouders zijn afgevoerd. Hoewel veel Nederlanders nog denken dat de mensen die zijn opgepakt gewoon ergens aan het werk moeten en later wel weer terug zullen komen, gelooft Janneke daar niks van. Misschien hoopt Daniël daar ook wel op, dus zegt ze niks.
‘Waar ben je dan naar toe gegaan?’ vraagt ze zachtjes. Ze ziet dat Daniël het moeilijk heeft en legt haar hand op zijn arm in de hoop dat hij haar steun voelt.
‘Terug naar die vrienden,’ antwoordt Daniël. ‘In het dorp waar zij wonen was het veel rustiger. Bovendien kenden we iedereen en wisten we wie we konden vertrouwen en wie niet.’
‘Maar waarom ben je nu dan hier?’ Janneke begint te begrijpen hoe angstig de afgelopen maanden voor Daniël geweest moeten zijn.
‘Een man uit het dorp, die lid was van het verzet, werd opgepakt. Hij wist van mijn achtergrond en we waren bang dat hij zou gaan praten.’ Daniël kijkt naar Jannekes hand op zijn arm en legt zijn andere hand erbovenop.
‘We moesten snel handelen, maar de opgepakte man was de contactpersoon voor iedereen in het dorp dus we wisten niet waar ik naar toe kon. Ik wilde mijn vrienden niet in gevaar brengen dus heb een paar spullen in een tas gestopt en ben gaan lopen.’
Daniël gaapt.
‘Je bent vast moe, wil je niet eerst wat slapen?’
Hij knikt.
‘Even een paar uurtjes liggen zou wel lekker zijn. Maar als ik wakker word wil ik met je vader praten over hoe het nu verder moet.’
Janneke staat op om een kussen en dekens te halen en als ze terugkomt ligt Daniël op de grond te slapen. Ze legt het kussen op de grond en de deken over hem heen en besluit dan zelf ook nog een paar uurtjes te slapen.
[…]>br>
Verder lezen? Koop het deel II van dit verhaal hier. Kosten € 3,46 + btw € 0,31 + betaalkosten € 0,30 = € 4,07.
Voor deel I kijk op de auteurspagina, rechts in het menu.
Extra donatie aan de schrijver.
Of word abonnee.