Donderdag 6 februari 1941
Het is ijskoud en nog donker als Janneke Adema haar schaatsen onderbindt op een bankje bij de Oldehove in Leeuwarden. Haar vingers zijn nu al zo koud dat het moeilijk is om de veters van haar houten schaatsen strak te trekken. Ze wrijft haar handen hard tegen elkaar om ze warm te maken en doet dan een nieuwe poging.
Toen ze van huis ging vanochtend zag ze op de thermometer aan de muur van de stal dat het -16 was. Prima temperatuur voor goed ijs en een Elfstedentocht, maar voor je vingers is het minder. Als ze straks in beweging is zal het wel beter gaan. Ze heeft een pyjamabroek en een pyjamabroek onder haar rok aangetrokken en onder haar gebreide trui heeft ze kranten gestopt om de warmte vast te houden. Haar winterjas heeft ze er nog overheen gedaan. De nieuwe muts met bijpassende sjaal en handschoenen die ze van Sinterklaas kreeg heeft ze ook nog aangetrokken.
Als haar schaatsen goed vastzitten, zet Janneke een paar voorzichtige slagen op het ijs. Ze moet even haar slag vinden en het is nog steeds erg donker. Gelukkig schaatsen er mensen voor haar die ze kan volgen.
Terwijl Janneke de eerste meters aflegt op weg naar Dokkum dwalen haar gedachten af naar thuis. Het is bijna zes uur, vader en moeder zullen het briefje op tafel inmiddels wel ontdekt hebben. Janneke vindt het vervelend dat ze haar ouders niet heeft kunnen vertellen over haar plannen. Maar toen ze vorige week bij de stamppot vertelde dat ze de Elfstedentocht wilde schaatsen als die gereden zou worden was haar vader heel duidelijk geweest.
‘Geen sprake van!’ had hij gezegd. ‘Jij bent nog maar zestien, ik kan niet met je mee, dus je gaat niet.’
Janneke heeft geprotesteerd.
‘Maar vader, er zijn zoveel andere schaatsers. Als er iets gebeurt, als ik val, dan zijn er genoeg mensen die me kunnen helpen.’
‘Daar gaat het niet om. Het is een lange tocht, het ijs is soms slecht en er zullen wakken zijn. Bovendien leven we in een bezet land en ik heb geen idee wat die Duitsers van zo’n schaatstocht vinden. Je kunt niet weten wat ze gaan doen.’
‘U weet toch dat ik verstandig ben, vader. Ik zal goed opletten en uit de buurt blijven van…’
‘Nee Janneke, mijn besluit staat vast,’ onderbrak vader haar. ‘Geen Elfstedentocht voor jou dit jaar.’
Maar Janneke had een sterk gevoel dat ze moest gaan. En dus zag ze geen andere mogelijkheid dan zich stiekem in te schrijven. Hoe rot ze het ook vindt dat ze moet liegen tegen haar ouders. Haar ouders die geen moment zullen denken dat hun oudste dochter iets tegen hun wil in zal doen. Janneke heeft ook nog nooit eerder de behoefte gehad om ongehoorzaam te zijn. Maar nu heeft ze geen andere keus. Eigenlijk weet ze zelf ook niet goed waarom. Het is een gevoel en ze vertrouwt erop dat vroeg of laat wel duidelijk zal worden waar het goed voor is. Dat hield ze zichzelf voor toen ze vanochtend heel vroeg opstond, een paar boterhammen smeerde en als een dief het huis uit sloop.
‘Je moet dit doen Janneke,’ mompelde ze ook toen ze op de fiets de tien kilometer aflegde vanuit het dorpje waar ze woont naar Leeuwarden. Het was aardedonker door de verduisteringsmaatregelen, ze zag geen hand voor ogen. Gelukkig had ze, omdat ze zo dicht bij Leeuwarden woont, geen last van de spertijd. Net na vier uur is ze op de fiets gestapt.
Janneke weet dat mensen haar soms raar vinden omdat ze vaak voelt dat ze iets moet doen zonder dat ze weet waarom. Vader en moeder begrijpen haar ook niet. Maar vader gaat inmiddels wel met haar mee als ze voelt dat ze naar de stal of het weiland moet. Het is al een paar keer gebeurd dat ze dan net op tijd waren om een van de dieren te redden. Een koe met een moeilijke bevalling, een schaap dat op haar rug ligt. Ze ontdekten zelfs een keer net op tijd een brand.
Janneke schrikt op uit haar gedachten als er voor haar iemand bijna valt. De man zwaait met armen en benen, maar blijft gelukkig overeind. Het is inmiddels licht geworden. Janneke kijkt om zich heen en bewondert de winterse wereld van het Friese platteland. Voor haar schaatsen twee mannen en een vrouw. De rest van de groep waar ze vanaf de start mee reed is vertrokken of achtergebleven. Het is fijn om in zo’n groepje te rijden. Een beetje uit de wind en niet helemaal alleen.
Tijdens het schaatsen kan ze haar hoofd zo lekker leeg maken. Er is niks wat ze moet, behalve de ene na de andere schaatsslag maken en opletten of er geen barsten in het ijs zitten die haar ten val kunnen brengen.
Haar gedachten dwalen af naar de oorlog. Over drie maanden is het al een jaar geleden dat de Duitsers Nederland binnenvielen. In het kleine Friese dorpje waar ze woont merken Janneke en haar familie er niet veel van. Het leven gaat eigenlijk gewoon door. Maar vanuit de grote steden druppelt er informatie door over maatregelen van de Duitsers ten opzichte van Joden. Vorige maand nog lazen ze in de krant dat Joden niet meer naar de bioscoop mogen en een paar dagen later dat alle mensen met tenminste een joodse grootouder zich moeten laten registreren.
Vader zat hoofdschuddend aan tafel.
‘Ik weet niet waar dit heen gaat, maar het komt zo niet goed.’ Over de rand van zijn bril keek hij naar moeder.
‘Wat komt er allemaal nog meer? Elke maand is er weer iets wat die arme mensen niet mogen. Wanneer stopt het?’
Moeder had geknikt.
‘Gelukkig kunnen wij gewoon onze gang gaan. Hier in het dorp wonen ook geen Joden toch?’
Vader keek haar verbaasd aan.
‘Tineke,’ zei hij verontwaardigd. ‘Het gaat hier niet om ons. Natuurlijk mogen we God danken dat we momenteel weinig last hebben van die verrekte Duitsers. Maar als een ander deel van zijn schepping geweld wordt aangedaan is het onze plicht hen te helpen. Ik weet nog niet hoe, maar als er een moment komt dat wij onze christenplicht kunnen doen, dan doen we dat.’
Janneke is het nooit meer met haar vader eens geweest dan op dat moment. Anderen helpen is wat ze al van jongs af aan wil. Terwijl de meeste meisjes na de lager school stopten met leren en hun moeder gingen helpen of een dienstje zochten, ging Janneke verder leren. Ze wil verpleegster worden.
Opnieuw haalt een gebeurtenis voor haar op het ijs haar uit haar gedachten. De man die even geleden bijna viel heeft zich nu niet meer kunnen redden en schuift vlak voor haar op zijn buik over het ijs. Janneke kan nog net voorkomen dat ze tegen hem aan botst, maar door die manoeuvre valt ze zelf ook. Niet zo hard gelukkig, ze krabbelt snel weer op. De man en de vrouw die ook deel uitmaken van hun groepje zijn gestopt en staan over de pechvogel heen gebogen. Hij is op het ijs gaan zitten, maar zijn gezicht is vertrokken van de pijn. Verlegen schaatst Janneke naar het groepje toe.
‘Kan ik iets doen? Ik ben leerling-verpleegster.’ Ze knielt naast de gewonde man en ziet dat hij een stuk jonger is dan ze dacht. Hooguit een jaar of vijf ouder dan ze zelf is.
‘Ik ben Janneke Adema,’ stelt ze zichzelf voor. ‘Waar heb je pijn?’
Terwijl de man naar zijn knie wijst ziet Janneke dat de man en de vrouw op een afstandje zijn gaan staan en wat ongemakkelijk kijken.
‘Schaatsen jullie maar door hoor, ik help hem wel,’ zegt ze. ‘Het is niet nodig om allemaal vertraging op te lopen.’
En allemaal te bevriezen, denkt ze er achteraan. Het is nog steeds erg koud en stilzitten op het ijs, daar krijg je het niet warm van. Janneke draait zich weer naar de jongeman.
‘Daniël de Leeuw.’ De jongens steekt een gehandschoende hand naar haar uit en Janneke schudt die voorzichtig. Ze kijkt hem aan en ziet een twinkeling in zijn bruine ogen.
‘Denk je dat je op kunt staan?’ vraagt ze terwijl ze haar ogen neerslaat.
‘Als je me een handje helpt moet het lukken,’ klinkt het vrolijk. Janneke kan het niet laten de jongeman weer aan te kijken en moet lachen om de grote glimlach op zijn gezicht. Ze staat eerst zelf op en steekt dan haar hand uit om Daniël te helpen. Zodra hij staat laat Janneke zijn hand los.
‘Hoe voelt het?’
‘Het gaat wel denk ik. Weinig keus ook hè.’ Hij kijkt om zich heen om te benadrukken dat er verder niet veel mogelijkheden zijn om zich te verplaatsen. Maar hij blijft er breeduit bij lachen. Janneke draait zich om en probeert weer in haar ritme te komen.
‘Ik ben ook niet op de fiets uit Groningen gekomen om nu alweer naar huis te gaan.’
‘Groningen? Op de fiets?’ Janneke staat zo abrupt stil dat ze bijna haar evenwicht verliest.
‘Ja, op de fiets. Als ik wat wil dan ga ik ervoor.’ Daniël gaat naast haar schaatsen en Janneke voelt zijn blik op haar gericht maar ze blijft voor zich kijken.
‘Maar je had toch ook met de trein kunnen komen?’
‘Dat is niet voor iedereen even makkelijk.’
Het komt er wat nukkig uit. Janneke kijkt Daniël aan. In zijn ogen ziet ze een blik die ze niet goed thuis kan brengen. Iets van spijt vermengd met verdriet, maar er flikkert ook boosheid in zijn ogen. Dat laatste maakt dat Janneke niet verder durft te vragen.
[…]
Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. Kosten Aantal woorden 3303 x € 0,001 =€ 3,30 btw € 0,69 + betaalkosten € 0,30 = € 4,29
Of word abonnee.
Extra donatie aan de schrijver.