Welkom bij ons magazine

Boom der engelen

Een groepje mannen staan voor het eeuwenoude eikenwoud. Dauwdruppels parelen flonkerend in de ochtendzon.
      Siegfried von Steinhoff schudt verwonderd zijn hoofd. ‘Is het nu eindelijk zover Karl-Josef? Zal mijn droom eindelijk uitkomen?’
      Hij ziet er zo knap uit in zijn groene uniform. Karl–Josef Weiss grijpt de schouder van zijn oude vriend.
      ‘De boom der Engelen,’ zegt de grote man in het Duitse officiersuniform tevreden. ‘Je zult de geschiedenis in gaan, beste Siegfried, ze zullen er nog jaren over praten.’
      Siegfried trekt een zakdoek uit zijn jas en snuit zijn neus.
      Over zes maanden is het Zonnewende. Dat is een belangrijk moment. Dan moet er ook een juiste gebeurtenis zijn om het te vieren.
      Karl-Josef Weiss wil dat Heinrich Himmler hem op de schouder zal slaan en zal zeggen, dit is het beste zonnewende feest van alle tijden. Hij wil dat de Fuhrer ervan hoort en dat de grote leider zal komen kijken. Maanden heeft hij zitten peinzen over iets opzienbarends. De oude professor heeft hem het gegeven. De boom der Engelen.
      Eenvoudig en tegelijk duivels geniaal.
      Siegfried zucht diep. Hier staat hij, samen met zijn beste vriend en achter hen staan een paar stevige houthakkers, zij zullen helpen zijn droom uit te voeren.
      Het is alweer zes jaar geleden dat hij droomde van een prachtige oude eik, die het omgeven werd door een laaiende bal van vuur. En uit dat vuur ranke armen zweefden, sierlijk op en neer als engelenvleugels. Daarna zag hij hen, de lieftallige ranke meisjes die hem verheven aankeken.
      Deze droom was prachtig en gruwelijk helder in elk detail. Hij werd er badend in het zweet van wakker.
      De professor kijkt zijn vriend smekend aan. ‘Is er een goede boom?’
      ‘Kom,’ zegt de Duitse officier. Zijn zwarte laarzen glanzen van de dauw en het gras zwiept langs de zoom van zijn lange jas. Ze op het woud aflopen.
      De houthakkers begrijpen het belang van hun taak. Een boom uitzoeken om het zonnewende feest van de beste aller tijd te maken. Zonder een woord te zeggen torsen ze grote zagen en stevige bijlen mee. Een smal pad laat hen tussen de oude eiken doorlopen, over fris groen mos, langs hoge varens en dorre bladeren ritselen, terwijl ze er overheen lopen.
      De professor is opgetogen als een kleine jongen en plukt wat veldbloemen en neemt een vogelschedeltje in zijn zakdoek mee. Karl-Josef blijft staan. Ze staan onder een oude eik met geelgroene bladeren.
      Siegfried knikt gretig. ‘Hoeveel?’
      ‘Negen takken.’ Karl-Josef schudt zijn hoofd. ‘Te weinig.’ Hij begint weer te lopen.
      ‘Te weinig? Maar…’ Siegfried kijkt teleurgesteld om naar de oude boom.
      ‘Karl-Josef? Het moet toch genoeg zijn? Negen takken.’
      ‘Hier.’ De officier blijft staan bij een tweede oude eik. ‘Elf takken.’
      ‘Elf?’ Siegfried kijkt naar de boom met bladeren die prachtig roodbruin zijn.
      ‘Elf takken. Lieveheer, dat is de ware boom!’
      ‘Nee.’ Karl-Josef begint weer te lopen.
      ‘Kijk daar. Zie je die daar? Dat is een prachtige oude eik, en die dan?’
      De professor sjokt door de ritselende bladeren. Waarom lopen ze almaar verder het bos in? Waarom kijkt zijn vriend niet naar al de andere prachtige bomen?
      De oude man hijgt tijdens het lopen. Hij heeft hartproblemen, maar verbijt de pijn van zijn heftig bonkend hart. Dit is veel te belangrijk. Zijn droom zal eindelijk uitkomen.
      Na een uurtje lopen blijven ze staan bij een open plek. In verwilderd gras vol bloeiend onkruid staat er een enorme eik waarvan de takken alle kanten op groeien. De stam is zo breed dat als de vier mannen hem omhelzen ze elkaars handen nauwelijks aan kunnen raken.
      Karl-Josef kijkt trots. ‘Wat denk je van deze?’
      ‘Lieveheer.’ Siegfried staart met open mond. Hij drukt de zakdoek tegen zijn voorhoofd aan en verkruimeld daarmee de vogelschedel.
      ‘Veertien takken,’ wijst de Duitse officier tevreden.
      ‘Veertien?’ De oude professor schudt zijn hoofd. ‘Hoe komen we aan veertien. Dat is toch onmogelijk?’
      ‘Maak je geen zorgen. Ik heb een afspraak met Rudolf Warner. Hij weet van ons plan en heeft er al veertien voor ons uitgezocht.’
      De oude professor klopt de zakdoek uit om zijn neus erin te snuiten. Hij bet zijn tranende ogen droog. ‘Veertien takken,’ mompelt de oude heer. Vol bewondering schudt hij het hoofd. ‘Zo prachtig,’ mompelt hij. Hijgend zinkt hij op een boomstam neer en kan alleen maar staren.
      Karl-Josef wenkt bevelend met zijn hoofd naar de houthakkers. De mannen lopen naar de boom en betasten hem onderzoekend.
      ‘Zullen ze wel voorzichtig zijn?’ De oude professor kijkt angstig naar de stoere mannen. ‘Ze mogen hem niet stuk maken.’
      ‘Maak je geen zorgen, ze weten hoe belangrijk dit voor het Duitse volk is. De boom is in goede handen.’
      Karl-Josef steekt een hand bevelend wenkend op, een jeep komt brommend op hen afrijden. In nog geen uurtje zijn ze bij het concentratiekamp. De professor kijkt huiverend naar de hekken vol prikkeldraad en bewakers met mitrailleurs. Achteraan staat een groot gebouw, uit drie grote schoorstenen stijgt walmende rook op.
      ‘Bah, wat is die smerige stank Karl-Josef.’ Siegfried neemt zijn zakdoek en bedekt zijn neus. ‘Het stinkt hier.’
      ‘Het is niets,’ glimlacht Karl-Josef tevreden. ‘Er wordt alleen wat afval verbrandt.’
      Er staat een gebouwtje van hout. De jeep stopt ervoor. Zij stappen uit en gaan naar binnen. Een officier in lichtbruin uniform zit samen met een blonde vrouw in zwart uniform koffie te drinken aan een houten bureau.
      ‘Ah, zijn jullie er al?’ De officier en de vrouw gaan snel staan.
      ‘Rudolf.’ Karl-Josef loopt op de jongeman af en klopt hem op zijn schouder. Rudolf heeft een blozend ronde gezicht wat laten hem op een vriendelijke boerenknecht doet lijken. ‘Dit is mijn beste vriend, de bekende professor Siegfried von Steinhoff.’
      ‘Zeer vereerd.’ Rudolf laat zijn hakken klikken. ‘Welkom in mijn kampje. Mag ik u voorstellen? Ada Brockmuller, zij zal de meisjes opleiden.’
      Ada omklemt het gouden fluitje dat aan een koord op haar omvangrijke boezem hangt. Met haar stevig postuur ziet ze er als een goede drilster uit.
      Siegfried kijkt Karl-Josef smekend aan. ‘Mag ik ze zien?’
      De officier kijkt Rudolf vragend aan.
      ‘Natuurlijk kunnen jullie ze zien,’ knikt Rudolf gedienstig. ‘De meisjes staan al te wachten. Volg me maar.’ Ze lopen naar een tweede gebouw. Hier staan in een hoekje een groepje meisjes vrolijk te giechelen.
      Ada blaast op haar fluitje. Meteen gaan de meisjes in een rijtje staan, keurig naar lengte. De oudste is zeventien, de jongste misschien net elf. Ze zijn donker van huid en hebben zwart haar.
      Het oudste meisje heeft een veel jonger en voor zich staan en houd een arm beschermend om de tengere schouders. Dit meisje is pas zeven.
      Siegfried kijkt opgetogen naar de meisjes, maar als hij het jongste meisje ziet, begint zijn hoofd te schudden. ‘Nee hoor Karl-Josef,’ zegt hij beslist. ‘Zij is te klein. Dat kan niet.’
      ‘Natuurlijk wel,’ grijnst de officier tevreden. ‘Zij hoort erbij, ze gaat in de top, als een kuikentje in het nest.’
      Siegfried schudt beslist zijn hoofd. ‘Dat kind is echt te jong hiervoor, ik wil het niet hebben.’
      ‘Neemt u me niet kwalijk meneer.’ Het oudste meisje maakt een knikje.
      ‘Dit is mijn zusje Sarah. U zult echt geen last van haar hebben. Ze zal alles doen wat u wilt.’
      Siegfried wil weer protesteren, maar Karl-Josef steekt zijn hand op.
      Ada wijst: ‘Dit is Shayna, heren. Het zijn allemaal nette meisjes. Kom lieverds, stellen jullie je eens voor.’ Alle meisjes maken een kniksje en zeggen beurtelings hun namen. Shayna, Sarah, Ophira, Samader, Bellaset, Khona, Tabitha. Berura, Kaspit en Kevda, een tweeling. Tzipiya, Elianna, Enia en Hasida.
      Karl-Jozef kijkt Siegfried afwachtend aan.
      ‘Keurig,’ knikt de oude heer, ‘maar de injecties, zijn deze wel geschikt voor het doel?’
      De meisjes kijken elkaar verontrust aan, zodra ze het woord injecties horen. Karl-Josef lacht. ‘Kom nu maar mee, Siegfried. Ik breng je nu naar Klaus Kaiser, eerste assistent van Josef Mengele. Hij weet alles van een serum dat onverwoestbaar maakt.’
      Klaus Kaiser draagt een witte doktersjas en ziet er daarmee deskundig uit. In een bruin koffertje, met groene binnenbekleding, zitten twaalf ampullen geel van kleur.
      ‘Dit is Kosukine. Het is getest op soldaten, die pijn niet meer voelden.’
      ‘De pijn,’ knikt Karl-Josef. ‘Dat is het allerbelangrijkste. Ze moeten het lang uithouden.’
      Klaus laat een pot vol pillen zien. ‘Dit is Serefijn. Het zal de meisjes gelukkig houden. Zij zullen niets voelen.’
      Karl-Josef krijgt haast. ‘Jullie zorgen dat de meisjes in vorm komen. Wij houden ons met andere zaken bezig. Kom beste Siegfried, laat de dokter en juffrouw Ada hun gang maar gaan. Ik weet zeker dat de meisjes met hun hulp op 21 juni hun beste beentje voor zullen zetten.’
      Als Karl-Josef en Siegfried in de jeep wegrijden, wordt het gevolgd door een legertruck vol met de meisjes. Siegfried wrijft in zijn handen. Hij ziet het al voor zich. De boom der Engelen, het zal prachtig zijn.
     
      Shayna begrijpt niet wat er allemaal gebeurt. Zomaar werden ze uit hun mooie huis gesleurd. Samen met haar moeder en kleine zusje moesten ze daarna in een afgrijselijke barak wonen, met andere vrouwen.
      Gisteren kwam een Duitse officier en vroeg, ‘welk meisje wil meedoen aan een toneelstukje.’ Moeder duwde hen meteen naar voren. Er kwamen meer meisjes aanlopen, maar er waren er maar veertien nodig. Moeder zei haar ook vooral Sarah mee te nemen. Dat is gelukt. Shayna maakt zich grote zorgen om haar moeder. Zij zitten nu in een keurig huisje vol met dubbelbedden. Ze krijgen goed te eten. Daarnaast is er ook gymnastiek, want zij moeten oefenen voor het toneelstukje.
      Shayna begrijpt niets van dit stuk. Alles wat ze moeten doen is in een kring lopen. Als juffrouw Ada op haar fluitje blaast dan moeten ze hun armen strekken en hun hoofd buigen. Twee keer fluiten. Dan moeten ze hun armen langzaam op en neer bewegen. Dit is zo stom.
      De gymnastiek die ze elke morgen voor het ontbijt krijgen, is leuker. Dan doen ze oefeningen. Mogen touwtjespringen en hard rennen. Alles om een gezonde geest in een gezond lichaam te krijgen.
      Jammer dat na het ontbijt de dokter komt. Meneer Klaus is aardig en ook erg knap. Maar naast het luisteren naar hun longen en testen van hun bloeddruk, geeft hij hun ook injecties en krijgen ze pillen.
      Daar worden ze moe en lusteloos van. Ze mogen dan ook naar bed en slapen bijna de hele verdere middag.
      De dagen verstrijken snel.
      Toen Shayna nog thuis was hield ze een dagboek bij, dit is ze vergeten mee te nemen.
      Ze had wel haar agenda meegenomen. In de agenda streept ze elke dag af. Ze zijn nu alweer vijf maanden en 24 dagen hier. Ze vindt de trainster aardig en maakt een tekening van haar. Daarbij schrijft ze: “Juffrouw Ada is lief.”
      Shayna schrijft ook: “Alles is zo saai hier. Ik ben steeds zo moe.” Ze slapen veel en na elke injectie worden ze alleen maar vermoeider. Het stomme spelletje van dokter Klaus met de naald verveelt ook enorm. ‘Voel je dit,’ vraagt de dokter. ‘Of voel je dat? Zelfs al steekt hij de speld een stuk in haar arm, Shayna kijkt ernaar en voelt helemaal niets. Ze is allang blij weer te mogen slapen.
      Juffrouw Ada maakt hen wakker. ‘Kom eens kijken lieverds, jullie kostuums zijn klaar. Kom eens passen.’
      De meisjes krijgen een strak grijs pak aan met hoge kraag. Alleen hun armen zijn bloot. Ze zijn helemaal niet blij dat ze dit stomme pak aan moeten.
      Wat wel mooi is zijn de grote engelenvleugels van zwanenveren die de meisjes op de rug moeten dragen.
      De dagen verstrijken. Op de bladzijde van 21 juni schrijft Shayna. “Stom toneelstuk,” en onderstreept dit drie keer. Ze doet haar agenda dicht en verbergt het onder haar kussen. Niemand van hen heeft nog zin in gymnastiek of zelfs maar eten.
     
      ‘Wakker worden meisjes,’ Juffrouw Ada blaast op haar fluitje. ‘Het is tijd voor het grote moment.’ Morrend doen de meisjes hun ogen open. Buiten is het nog pikkedonker.
      ‘Straks is zonnewende,’ zegt juffrouw Ada opgewekt. ‘Het is 21 juni. Jullie zijn klaar voor je toneelstukje.
      Ze zitten allemaal op hun bedden te geeuwen en in hun ogen te wrijven.
      ‘Jullie weten toch wel wat jullie moeten doen?’ Juffrouw Ada blaast een keer op haar fluitje. Alle meisjes hoe moe ook, steken meteen hun armen uit.
      De trainster blaast een tweede keer. De meisjes buigen hun hoofden en bewegen hun armen sierlijk op en neer.
      ‘Kijk eens, jullie mogen je pakje aan.’ Juffrouw Ada helpt hen met het aandoen.
      De meisjes kijkenvreemd en snuffelen in de lucht. De pakjes ruiken chemisch? De engelenvleugels zijn er nog niet bij.
      Ada leidt hen de slaapkamer uit. Als makke schapen wordt het groepje de voordeur uitgevoerd. Zij lopen naar een legertruck waar Duitse soldaten bij staan. De soldaten tillen de meisjes een voor een de truck in. Juffrouw Ada doet het koord met haar fluitje af en geeft het aan een van de Duitse soldaten. Hij klakt zijn hakken en knikt plechtig naar haar. De klep wordt gesloten en de doek voor de opening wordt dichtgeslagen zodat de meisjes niet kunnen zien waar ze heen gaan. De truck begint te rijden.
      Ada drukt een vuist tegen haar borst, waar anders het fluitje hangt. Ze kijkt de wegrijdende truck met strak gezicht na. Ze gaat de barak in en sluit de deur.
      Binnen staat een grote mand klaar. Ze begint de weinige bezittingen van de meisjes te verzamelen. De mand puilt uit als de trainster er de tuin mee inloopt. Ada maakt een groot vuur. Ze gooit een voor een de spulletjes erin. De roze sokjes van Sarah. Het gele haarlint van Kaspit. Het rode zelfgebreide vest van Bellaset. De haarborstel van Khona.
      Ze heeft met niets medelijden, tot ze de agenda van Shayna tegenkomt. Ze opent hem en ziet dat de datums zijn doorgestreept met kleine aantekeningen erbij. Op een volgende bladzijde ziet ze de tekening van zichzelf en leest. “Juffrouw Ada is lief.” De Duitse trainster drukt de agenda tegen zich aan en begint te huilen.
      Shayna is ingeslapen, net als de andere meisjes terwijl de truck hobbelend over een zanderig pad rijdt. Vogels fluiten voltallig en oranje licht glooit aan de horizon. De truck houdt stil voor een open plek. Hier branden fakkels aan standaards. Een groepje vrouwen in witte gewaden staat de truck op te wachten. In een grote kring is het gras gemaaid, om de boom staan tafeltjes en stoeltjes. De mooie oude eik die elk jaargetijde zag komen en gaan, is zijn blad verloren, net als zijn bast. Het hout glanst als opgepoetst, de veertien takken steken kaal de lucht in. Er staat een grote ladder tegenop. Op de tafels liggen rode kleedjes, met een asbak en emmer vol ijs erin, er steekt de hals van een champagnefles uit.
      Er buigt een vrouw over Shayna. ‘Wakker worden liefje’, zegt ze vriendelijk. ‘Dit is je grote moment.’ De vrouwen helpen de meisjes uitstappen. Ze helpen hen ook met engelenvleugels op de rug te doen en voeren hen mee naar de oude boom. Daar staan mannen in lange rode gewaden, met zwarte maskers op. Shayna wil liever niet naar de mannen toe. Ze vindt ze eng, maar heeft geen keus. Een man bukt en gaat weer staan, waarbij hij haar als een lichte last over zijn schouder tilt. Shayna voelt dat de man haar omhoog meevoert en ziet de grond snel kleiner worden.
      Ze wordt op een tak gezet. De man bindt haar stevig vast, met touw om haar benen en rug. ‘Dan kun je niet vallen,’ zegt hij opbeurend. Shayna durft hem nauwelijks aan te kijken, het masker staart haar emotieloos aan.
      ‘Hier.’ Hij duwt haar een flesje in haar hand. ‘Zodra je een fluitje hoort, moet je dit opdrinken.’ Hij kijkt haar bevelend aan. ‘Het smaakt vast vies, maar drink het op. Dat is beter voor je. Geniet nu maar van het uitzicht. Straks komen de gasten.’
      Shayna haalt haar neus op. Het pakje stonk al zo raar, nu hangt er een walm om haar heen die haar bekend voor komt. Zo ruikte het ook altijd als moeder de olielamp bijvulde.
      De man daalt de ladder af en komt omhoog met het volgende meisje.
      Shayna kijkt door de takken tientallen bomen. Mistige flarden zweven over de kruinen. Haar ogen zien een zee van groen. Om haar heen is een groot woud en overal fluiten vogels.
      Ze hoort zachtjes lachen. Dat klinkt zo tevreden. Beneden haar lopen de mannen in rode gewaden weg met de ladder over hun schouders.
      De vrouwen in witte gewaden gaan in een kring om de boom heen staan.
      Ze wachten merkbaar ergens op.
      ‘Joehoe, Shayna!’ De stem komt van boven. Als ze omhoogkijkt ziet ze benen en een lachend gezicht naar haar omlaag kijken. Dat is Tabitha. Op een andere tak zit Berura. Maar waar zit haar zusje? Er zitten meer meisjes, in de schemering vallen alleen hun armen, de vorm van hun gezicht en de vleugels op. Door het grijze pakje zijn hun lichamen onzichtbaar.
      Shayna schraapt haar keel.
      De sterke petroleumlucht laat het meisje naar drinken snakken. Aarzelend bekijkt ze het glazen flesje in haar hand. Ze maakt de schroefdop los en ruikt eraan. Het ruikt vreemd, maar ze heeft zo een dorst. Ze zet het flesje aan haar mond en neemt een grote slok. Meteen knijpt haar keel dicht. Wat ze drinkt smaakt vreselijk wrang, maar ze heeft ook erge dorst en drinkt het flesje leeg. Achteloos laat ze het vallen.
      Haar vriendinnen lachen naar elkaar en ze kijkt zoekend omhoog. Waar is Sarah? Shayna wil net haar zusje gaan roepen, als ze een luide stem hoort.
      Nieuwsgierig kijkt ze omlaag.
      Naast een brandende fakkel staan een oude man en Duitse officier. De oude man in zwarte jas valt op door zijn zilverwitte haar en baardje. ‘Het is prachtig,’ jubelt de oude heer, ‘Kijk toch hoe mooi. Zijn ze er allemaal?’ De oude man maakt priemende gebaren, hij telt. Shayna telt mee. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. De hand telt verder. Acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien, veertien en helemaal bovenaan, vijftien.
      Sarah is er dus ook, maar waar?
      De donkere lucht kleurt lichter, ze hoort geroezemoes.
      De gasten komen eraan. Het meisje ziet mannen in lange zwarte jassen, met zijden witte dassen om. Een brandende sigaar in de hand. De dames hebben prachtige lange jurken aan. Zelfs van hoog in de boom kan ze de fonkeling van prachtige halssnoeren, lange bungelende oorbellen, diademen en ringen zien.
      Karl-Josef slaat zijn handen verheugd in elkaar. ‘Baron Meyer is gekomen. Gravin Anna en daar is kolonel von Karlshoven. Bijna de gehele Duitse adel is gekomen om jouw wonder te zien, Siegfried. De boom der Engelen.’
      Shayna geeuwt en voelt zich weer zo vreselijk moe. Het meisje buigt naar voren. Ze vlijt haar armen op de tak en gaat vooroverliggen.
      Ze sluit haar ogen, maar verbaasd voelt zij een ellenboog wegzakken.
      Ze wordt nat? Shayna gaat weer overeind zitten en voelt ernaar. De tak is hol. Haar vingers raken iets dat knispert. Er zit houtwol in het gat? Nu ruikt ze de stank van de lampenolie nog veel sterker en moet hoesten. De sterke walm om haar heen bijt in haar keel. Het meisje begrijpt het niet, waarom zit ze op een tak vastgebonden? Waarom zit er lampenolie in dat gat?
      Bah, ze zit niet fijn. Door het touw wordt ze op haar plek gehouden. Ze kan niet eens haar rug strekken. Weer moet ze geeuwen en voelt haar ogen branden. Ze is zo vreselijk moe, maar er is geen bed om op te liggen.
      Alle tafeltjes zitten vol met mensen. Zij kijken verbaasd omhoog naar de meisjes in de boom en lachen erom.
      Wat is dit toch vreemd, vindt Shayna. Hoe moeten we nu ons toneelstukje opvoeren. We kunnen niet eens in een kring rondlopen en onze armen strekken.
      De meisjes weten niet dat ze zichtbaar worden tegen de lichter kleurende lucht.
      Karl-Jozef Weiss knaagt tevreden aan zijn sigaar. Hij blaast een grote rookwolk uit en voelt zich erg tevreden. Alle gasten lachen en hebben zo te zien het goed naar de zin. Ze zullen de uitvoering prachtig vinden!
      Ineens grijpt iemand zijn arm en smeekt. ‘Alstublieft, mijn heer.’ De stem klinkt zo vreemd?
      De officier draait zich verstoord om. Ada Brockmuller kijkt hem smekend aan. Haar gezicht nat van tranen. ‘Ik smeek u,’ wanhopig schudt ze haar hoofd. ‘Laat het niet doorgaan? Alstublieft?’ Ze snikt het uit. ‘Het zijn kinderen, ik smeek u, laat mij ze uit de boom halen? De meisjes kunnen zo mooi zingen.’….Ik, ik laat hen iets zingen en, en….’
      ‘Verdwijn!’ Ongeduldig rukt Karl-Jozef zijn arm los. ‘Laat mij met rust, stom mens!’ Een paar gasten zitten dichtbij en nemen Ada verbaasd op.
      Als de trainster weer zijn arm wil pakken, deinst de officier achteruit en rukt zijn luger uit de holster. ‘Verdwijn of ik schiet je af!’ Sist hij haar toe.
      Ada deinst achteruit, tranen sijpelen over haar wangen. Ze kijkt wanhopig op naar de boom en rent met een kreet als van een geslagen hond weg.
      Karl-Jozef neemt een flinke teug van zijn sigaar en kijkt, vriendelijk glimlachend rond. Gelukkig hebben de meeste gasten hier geen acht op geslagen.
      De lucht begint steeds lichter te kleuren.
      Hij heft zijn hand naar de muzikanten die al klaar staan. Trommels beginnen meteen een heftig ritme.
      De vrouwen drukken hun handen tegen hun boezem en beginnen een hymne te zingen. De horizon beloofd steeds meer gulden dageraad. Onverwachts, alsof iemand een sluier wegtrekt, komt de zon op.
      De trommels dreunen meteen luider.
      De mannen in rode gewaden dansen met plechtige stappen naar voren. Zij houden fakkels hoog en dansen om de zingende vrouwen heen. Daarna stappen zij ritmisch naar de boom. Ze vormen een cirkel en drukken tegelijk de fakkels tegen de stam aan. Tientallen blauwe vlammetjes lichten op en vormen een moment een band om de stam. Woeshh, het klinkt als een zucht als de vlammen in snel tempo en als kronkelende slangen langs de stam omhoog kruipen, naar de takken waarop de meisjes zitten.
      De vrouwen en mannen vormen een kring om de boom en beginnen met woest zwaaiende armen heen en weer te golven. Als zijn zij de kronkelende vlammen….[…]




Hele verhaal lezen? Koop het hier. Kosten 4970 woorden x € 0,001 = € 4,97 + btw € 0,45 + betaalkosten € 0,30 = € 5,71.

Extra donatie aan de schrijver.

X