Welkom bij ons magazine

Hen ek duoin

Deze foto

Hij grijpt naar de borstzak van zijn colbert, haalt er een vierkant glasplaatje uit en legt het met een ostentatieve tik op het brede bureaublad. De vrouw aan de andere kant van het bureau kijkt hij een kort moment in de ogen. ‘Dit de reden van mijn bezoek.’

‘Ik heb de polaroid jaren geleden in een klein stukje onbreekbaar plexiglas laten gieten.’ Met zijn wijsvinger beweegt de man de foto met korte rukjes heen en weer over de gladde lak van het hout. ‘Kijkt u maar,’ zegt hij terwijl hij het plaatje iets naar voren schuift.

De vrouw staat op en reikt haar arm over het bureau heen. Net op tijd beseft ze dat ze haar lichaam volledig over de tafel heen zal moeten buigen om het glas te pakken. Een positie die ze, met haar billen uitstekend en decolleté in het centrum van het zicht, onwenselijk acht in de nabijheid van een cliënt. Deed hij dit met opzet? Licht geïrriteerd en zonder buit gaat ze weer zitten.

Hij onderdrukt een glimlach en schiet het plaatje als een sjoelsteen over de tafel in de richting van haar nog steeds uitgestoken hand. De vrouw schrikt, maar vangt het schijfje tussen haar vingers en het tafelblad feilloos op. Het lukt haar niet een triomfantelijk lachje te onderdrukken. Ze neemt het glazen voorwerp in beide handen en begint de afbeelding aandachtig te bestuderen.

Terwijl Aleida de foto bekijkt, begint hij te vertellen.

‘Het is een kopie, een polaroid genomen van een oudere foto. Het origineel bestaat niet meer. De verloren eersteling werd eind jaren zeventig genomen door mijn grootvader.’

Ze trekt haar linker wenkbrauw iets op, maar blijft naar de foto staren. ‘Bent u een van deze twee kinderen?’ vraagt ze. ‘Ik draag deze foto altijd bij me,’ zegt Samuel, haar vraag negerend. ‘Misschien wilt u weten waarom?’

‘… … eh ja graag,’ mompelt Aleida.

‘Om niet te vergeten dat één plus één elf is. Of, om niet te vergeten dat alle logica in de grond begint bij een afstoting, een sterven.’

Aleida twijfelt of ze de foto verder wil onderzoeken of moet ingaan op dit vreemde antwoord.

 ‘Cryptisch hoor, vertelt u eens wat u daarmee bedoelt?’, vraagt ze.

Samuel zwijgt en denkt na. Door het half geopende raam achter Aleida ziet hij het grijswit van een grote voorbijschietende zilvermeeuw. Het geruis van de zee bij Katwijk en de schelle kinderstemmen van het strand kan hij nog net horen. Zilte lucht prikkelt zijn neus. Een prachtige plek voor een praktijk, zo net naast een oude vuurtoren. Mooie dag ook, deze warme dinsdag in juli.

Met zachte stem geeft hij antwoord: ‘Om dat uit te leggen moet ik teruggaan naar het moment waarop de menselijke wet zich liet zien, het moment waarop mijn leven een schim werd. Ik besef hoe tragisch dit allemaal klinkt. Het verhaal begint tijdens een van de logeerpartijtjes bij mijn grootouders van mij en mijn tweelingbroer in Heemstede. We speelden daar altijd een spel. Dat spel is het symbool voor mijn jeugd geworden. Het ‘elfspel’ noemden we het. Zal ik daar iets over vertellen?’

Aleida kan, tot haar ergernis en nog altijd gefixeerd op de polaroid in haar hand, alleen maar opzichtig ja schudden.

       ‘Oké, laat ik beginnen met te zeggen dat het spel een soort queeste was dat pas eindigde op het moment waarop onze slapende grootvader onder zijn voeten was gekieteld, wakker was geworden en ons ‘de kieteldood’ had gegeven.

 Nee, elf, niet als in ‘boself” maar het cijfer, negen, tien en .., juist.

Wat het spel met het cijfer te maken heeft? Ik kom daar zo op terug. Zoals ik al suggereerde, en ik denk dat het belangrijk is voor u om te weten: het elfspel is een belangrijk spoor geworden waarmee ik mijn jeugd traceer en duid. Al is er veel, heel veel misschien wel, verloren gegaan. Een oneindigheid lijkt het.

Ik zal u vertellen hoe het elfspel aan zijn naam is gekomen en waarom die foto die u zo speels door uw vingers laat glijden aan dit spel een einde heeft gemaakt.’

**

Uit logeren bij opa en oma. Een ochtend als alle andere voor ons zonnekinderen. Op de zolderkamer liggen we in een oud tweepersoonsbed. Een krakend piratenschip, het eerste bed dat opa voor oma kocht nadat ze ergens in de prehistorie waren getrouwd. Het ja-woord en – echt niet – eerste gekus gaven zij elkaar temidden van een kudde triceratopsen, om zichzelf te beschermen tegen de tyrannosaurussen. Zo moet het zijn gegaan, tuurlijk. Geloof je het zelf?

       Hoe dan ook, vandaag is het weer eens zover. Ik slaap nog, maar mijn altijd opgewekte broertje Lucien is zoals altijd als eerste wakker. Met zijn hoge stem maakt hij mij zachtjes wakker; zijn  met  zijn magere hand aait hij mijn wang. ‘Het is tijd voor het spel, Samuel, kom-kom-kom nou, hee-hee, wakker worden anders zijn ze al opgestaan!’ Zijn blijheid is de warme zon, mijn slaap de smeltende sneeuw. Hij neemt me, nog wat stijf en verkleumd, zijn wakkere droomwereld in.

‘Wacht eventjes, Luus, kijk hoe mooi, dat zonlicht. Kijk-kijk, Luus, wacht nog heel eventjes.’

Bundels ochtendlicht schijnen vanuit de gaten in het zolderraamgordijn langs het voeteneinde van ons bed. Lucien wacht en kijkt met mij mee. We bestuderen de banen van de oplichtende stofjes en menen dat ze om onzichtbare zwarte gaten in cirkels draaien. Concentrisch cirkelende cirkels. Ze zouden ook kunnen leven.

‘Het zijn planeten,’ zegt Lucien. ‘Nee,’ zeg ik, ‘Het zijn feeën. Ach ze zijn het gewoon allebei. Ja, planeetfeeën. Bestaan die?’

Ja die bestaan.

Buiten is de zomerdag al begonnen. Vogels fluiten en fladderen, hun klauwtjes tikken een chaotisch ritme op de dakpannen.

‘Kom op Sam, genoeg, straks zijn we te laat en is opa al uit de veren. We moeten gaan, hoe vaak moet ik mijzelf nog herhalen? ’ zegt Lucien met de stem van mamma, ‘geen getreuzel nu, hup-hup, tijd voor actie. Schiet op!’

Van bovenaan de zoldertrap werpen wij een blik naar beneden. Concentratie! Achtung!

Zo begint het eerste deel van het spel. Lucien voorop, op onze tenen, elke stap voor elke stap tellend, te beginnen bij de eerste trede.

‘Vergeet niet: het gaat erom zo min mogelijk passen te gebruiken,’ zegt Lucien, meer tegen zichzelf dan tegen mij. In vijf passen naar beneden, steeds twee treden overslaan, deze, ja, en deze, spring-spring, voorzichtig, pas nou oh-op!’

Samen zijn wij een sissende slang op jacht. Op weg naar een nieuw record.

Onderaan de trap wacht in de half-schemer de lange smalle overloop. Door openstaande deuren van de logeerkamers werpt de zon lichtgele rechthoeken over de vloer en op de overstaande muur. Tussen ons en het einddoel ligt, een waar multiversum van planeetfeeën die we behoedzaam maar met de grootst mogelijke stappen moeten doorkruisen. Vanaf stap zes, schuifelen we schoorvoetend de gang op, langs de krakende plank in het midden van de vloer waarop wij een onzichtbare spiegel hebben neergezet, ik links en hij rechts,. Met het pipende gevaar in ons midden houden we elkaar in evenwicht door zijn linker- en mijn rechterhand ineen te slaan en elkaars armen als steunbeer te gebruiken. Samen de tweeledige brug over de Styx.

Zeven, acht, negen, op weg naar de kamer met het grote bed waarvan de deur al op een kier staat. Daar ligt het doelwit, de moloch, onze slapende grootvader – met naast hem een zich reeds verkneukelende grootmoeder – te wachten op zijn wederopstanding.

Oma’s lieve stem klinkt zacht in onze oren: “Jongens, jongens, opa is weer door Klaas Vaak gevangen door de aller-aller-allerdiepste diepe slaap die er bestaat.”

Bij elf – jeueueuh! het oude record, twaalf, is eindelijk verbroken- houden we op met tellen. Dan is de slaapkamer bereikt, de stappen in de slaapkamer tellen niet. Vraag ons niet waarom.

 Elf is heilig, zouden wij later concluderen, twee enen naast elkaar in één nummer.. Elf zijn wij, ha! En nu kan het ‘echte, echte’ spel gaan beginnen.

‘Opa slaapt wel heel erg diep deze ochtend,’ fluistert oma. ‘Opa is vandaag echt, echt-niet wakker te krijgen, ik heb alles al geprobeerd. Wat moet ik nou toch doen? Wie moet er met straks jullie door de duinen lopen en op het strand gaan voetballen als opa niet wakker wordt? Ik heb er geen tijd voor, ik moet nog naar de stad boodschappen doen.’

Opa’s grote blote voeten, met eeltige hielen, elk getekend met twee grote bruine groeven en tenen lang en krom als wortels van een dode struik, steken als in in rigor mortis voorbij de rand van het bed, bloot en stijf in de lucht. Enge voeten, brrrr. Altijd die enge voeten.

‘Wij weten wel wat er moet gebeuren, oma.’

Tuurlijk, wat ging komen was door een ziener al in steen gegraveerd, zeker, opa zal heus wel wakker worden, maar pas op! Je weet nooit wanneer dat grote lijf in beweging komt, het lijkt stijf als een etalagepop, maar opa is een biddende reuzenkat, op het juiste – altijd onverwachte – moment kan hij je ineens grijpen.

Lucien probeert het als eerste, stapt de grote kamer binnen en loopt direct naar het bed. Het grote bed staat met de lengtezijde naar de deur toe en opa ligt gelukkig altijd op maar twee passen afstand aan de deurkant. Lucien strijkt met zijn wijsvinger over ‘de voet met de geelste teennagels’.

Een kreun verlaat opa’s neus. Ze vervormt tot een langgerekte snurk waar we niet echt van schrikken. Echt niet dus. We huiveren wel als een moment later de nasale bastonen overgaan in een hoog ijzig gefluit.

‘Nee, nee, hij is niet wakker geworden. Jouw beurt!’ zegt Lucien. Hij vergeet te fluisteren.

‘Sssst,’ zeg ik, bang dat ik weer, net als de vorige keren, als eerste van ons tweeën zal worden gegrepen. Want – oeoeh !- als opa wakker wordt, nou pas dan maar op, dan is de wereld te klein. Of misschien juist te groot. Waarom laat ik Lucien toch altijd beginnen?

‘Ga, ga, het is jouw beurt,’ herhaalt Lucien en hij duwt me de slaapkamer in.

Ik stap naar binnen, bekijk mijn grootvaders grote oude lijf waar inmiddels geen enkel geluid meer uitkomt. Het opa-ding ligt doodstil op zijn rug in bed met alleen zijn bovenlijf gehuld onder de dekens. Ook oma beweegt niet meer, zij heeft haar gezicht verborgen onder de dekens. Oma schrikt soms nog meer van opa’s wederopstanding dan wij.

Ik nader de witte massa vlees, grijp de grote teen met de geelste teennagels en verbaas me erover hoe hard en ruw deze aanvoelt. Hoe kan een teen zo lelijk zijn? Wat kan de oorzaak zijn? Misschien verandert opa langzaam in een boom en begin de transformatie met het verkleuren en vervormen van zijn teennagels?

       Het schokje dat ik door opa’s voet voel gaan, tekent mijn lot. Terwijl mijn hand nog opa’s misvormde teen omklemd, weet ik het zeker: Ik ben weer de pisang.

**

De schok waarmee opa ontwaakt, doet ons toch elke keer weer enorm schrikken. Ook nu. Nadat zijn lijf ineens rechtop staat, zijn handen mij grijpen, begint hij half lachend te bulderen. Hij grijpt ook Lucien terwijl hij oubollige verwensingen naar ons bruldert. Woorden die meer gericht waren om oma te laten lachen dan op ons.

‘Waarom wordt een oude man zijn rust niet gegund? Schorem en gespuis, kielhalen zal ik jullie, voor galg en rad groeien jullie op!’

De befaamde ‘kieteldood’ is wel voor ons bedoeld natuurlijk – en zonder genade ditmaal! – tot we echt niet meer kunnen ademen van het lachen en oma’s lieve stem opa met zijn voornaam aanspreekt: Barend, genoeg schat, ik ga ontbijt maken voor de jongens. “Ja Bááárend”, apen wij haar dan brutaal na, “genoeg scháát”, waarna hij ons er bij de ‘dus-echt-niet-echt’ bestaande lurven en kladden nog een laatste maal flink van langs geeft.

Van ons tweeën is Lucien de eerste die opa’s ‘bedrog’ doorzag. Lang voordat we het elf-stappen-record hadden neergezet. Keer op keer speelde hij het zo dat ik als eerste werd gegrepen. Waarschijnlijk wist hij het al die keer toen het spel ‘elfspel’ werd. Later begreep ik ook dat opa natuurlijk allang wakker was en wachtte op precies het juiste moment dat wij hem, ongeduldig en overmoedig geworden, dicht genoeg naderden om ons te grijpen.

Mijn slimme broer Lucien.

Het elfspel-ritueel bleef nadien in opzet gelijk, alleen de betekenis, de insteek groeide met ons mee op. Het werd steeds ander spel. Zo namen Lucien en ik op een gegeven moment de actieve rol als toneelspeler van opa over. Wij voerden het elfspel nu op om de nauwelijks ingehouden voorpret van onze grootouders te beluisteren als zij zich opmaakten voor onze komst. Ons plezier was dat wij hun zenuwachtige fluistergesprekjes afluisterden als wij na een lange stilte op de gang moedwillig de krakende vloerplank van de onzichtbare spiegel annex Styx te hard indrukten: ‘Zijn zij nou al beneden Barend? Ik zweer je, ik hoor ze… heb ze gehoord, hoorde jij iets?’ Waarop opa met dezelfde humbug-stem ineens, ad hoc en zonder aanleiding een Shakespeariaanse zin over de liefde produceerde: ‘Love is a smoke and is made with the fume of sighs. Moehaha!’ Oma dan giechelend als een jong meisje, ‘ssst, ze horen ons’. Ik denk, gadverdamme, dat we ze zelfs hebben horen vrijen toen we een keer te lang wachtten. Misschien waren ze zich ervan bewust geworden dat we het spel net even anders speelden, en besloten daarop, baldadig als die twee soms konden zijn, ons een lesje volwassenheid te geven dat wij nog niet helemaal konden begrijpen. Misschien, maar ik denk het niet.

       Er kwam een einde aan dit leuke ritueel toen Lucien ziek werd, doodziek. Niet lang daarna veranderde ook mijn eigen bloed acuut in kankergif en was dit leuke ritueel ten dode opgeschreven. Onze ziekte werd een snelle inwijding in riten van de volwassen wereld. Fantasie week voor werkelijkheid, planeetfeeën werden dode stoffen die maar wat ronddoolden in de lege lucht. De zolderkamer maakte plaats voor de kale slaapkamers van de kinderafdeling van de kankerkliniek. Toeval of niet, we hadden elf jaren geleefd toen hij wel en ik niet stierf.

**

Samuel kijkt naar de psychotherapeute tegenover hem. Haar pen heeft ze zojuist neergelegd op de tafel. Haar andere hand rust nog steeds op het plaatje met daarin de polaroid. Geheel onverwacht werpt ze het plexiglas met grote snelheid over de tafel, niet in de richting van een van zijn handen, maar waarheen dan wel?

Volledig mis, zoveel is duidelijk.

Als het plaatje van de tafel afschiet en door de lucht schiet om tegen de muur te pletter te slaan, grijpt de hand van Samuel de foto in een katachtige reflex uit de lucht. De snelheid van zijn beweging was even onaards als de blik in zijn ogen. Aleida laat zich verward weer in de leuningen zakken.

‘Sorry voor deze verkeerde inschatting,’ stamelt Aleida. ‘Samuels gezicht plooit zich rondom een brede lach. ´Kunt u eens beschrijven wat u op de polaroid afgebeeld ziet.´ De donkere vrouwenstem verraadt haar ware leeftijd. Begin zestig, weet Samuel, maar het had op haar frisse afgaand gemakkelijk 40 kunnen zijn.

‘Goed, als u dat wil.’

‘De foto laat vanuit vogelvluchtperspectief een groot bed zien met onder de dekens een doodziek jongetje. Zijn lijfje is door vele slangen en draden verbonden aan diverse apparaten die links en rechts naast het bed zijn geplaatst. Aan het voeteneinde, op handen en knieën, kijkt een ander jongetje met ogen waar alle menselijkheid uit is verdwenen naar de fotograaf.

Rondom het bed staan in nagenoeg perfecte cirkel alle volwassenen op gepaste, om mijn grootvaders adjectief te gebruiken, ‘eerbiedwaardige’ afstand van een tweeling die op het punt staat te sterven.

De fotograaf kan geen ander geweest zijn dan mijn opa. Alleen hij had genoeg gevoel voor drama en kunst om in deze emotionele wervelstorm een notie te hebben van wat er gaande was. Vastleggen wat mijn geheugen nooit had kunnen onthouden. En alleen hij mocht en kon dichtbij genoeg komen om de foto vanuit dit standpunt te mogen nemen.

Hoe vaak opa en ik er nog over gefilosofeerd hebben later: “Een beest kwam in je naar boven Samuel. Nee, niet het soort beest dat alle dieren in een adem met hun basale instincten noemt en ook niet het wrede beest dat alleen de mens kan zijn. Nee, het beest in jou was weliswaar onmenselijk, maar het tegenovergestelde van wreedheid, een exces van menselijke liefde, trouw. Een oer-instinct dat je, voorbij aan alle wetten en normen en bewustzijnsvormen, terugbracht bij de oorspronkelijke verbintenis met Lucien. Daarom heb jij ook geen levende herinnering aan dit moment. Er bestaat geen taal voor. Geen tekens die als nagels waarmee het geheugen de gebeurtenis op het canvas van je geest vastspijkert.’

[…]

Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. Kosten 3673 woorden x € 0,001 = € 3,67 + btw € 0,33 + betaalkosten € 0,30 = € 4,30.

Extra donatie aan de schrijver.

X