Welkom bij ons magazine

Het ongeluk

Het is maandagmiddag even voor één uur in de middag op zesentwintig januari 2009. Ik heb net op de zaak geladen en pauze genomen. Op mijn gemak stap ik de tankwagen in en trek mijn jas uit. Het is buiten niet overdreven koud maar toch koud genoeg om een jas aan te hebben. De radio staat zachtjes aan en ik bekijk mijn lijst met klanten waar ik vanmiddag ga lossen. Ik leg mijn map met de rit opdrachten naast me op de stoel en ik start de motor van mijn wagen. Op mijn gemak rijd ik het bedrijfsterrein af en draai de tankwagen de openbare weg op. Het zonnetje staat akelig scherp aan de hemel en even knijp ik mijn ogen iets dicht. Ik zak lekker in mijn vertrouwde stoel in en maak snelheid, achter mij zie ik in de spiegels hoe de tankoplegger rustig over de weg rolt. Aan boord van de tankoplegger is een lading van 21.500 liter dieselolie bestemt voor de agrarische sector. Het eerste adres is een boerenbedrijf aan de Ulkeweg en dat is maar een paar kilometer verderop. Het eerste losadres komt in zicht en ik voel hoe de tankwagen rustig snelheid mindert. Voorzichtig draai ik het erf op en stuur de wagen langs de stallen om vervolgens achteruit naar de brandstoftank toe te sturen. Ik pak de losbon uit de map en trek mijn overall aan, behoedzaam koppel ik de losslang van de wagen aan de tank en de brandstof stroomt de wagen uit en de tank in. Binnen een kwartier is de tank gevuld, ik ruim mijn spullen weer op. Ik trek mijn overall weer uit en stap weer in de cabine van de tankwagen. Zorgvuldig vul ik mijn losgegevens in op mijn rittenlijst en berg de map weer op. Ik zet de wagen in de versnelling en zie dat de zon nog steeds heel gevaarlijk laag staat. Ik stuur de wagen rustig van het boerenerf af en langzaam rijd ik naar de eerste kruising. De weg is vrij en ik draai de tankwagen de “Nieuwesluizerweg” op richting de A7. Op deze route zal ik straks dwars door onze woonplaats “Slootdorp” heen rijden en bij Wieringerwerf de A7 opdraaien. Even kijk ik in mijn spiegel en ik verwonder mij weer dat de zon zo laag staat, langzaam maakt de wagen snelheid. Omdat ik nooit een erg wilde chauffeur ben geweest laat ik de wagen met een snelheid van ongeveer vijfenzeventig kilometer per uur over een tachtig kilometer weg heen rijden. Ik hoor hoe de radio zachtjes boven het motorgeronk uitkomt, wat er op de radio is dat moet ik jullie verschuldigd blijven omdat ik dat mij niet meer herinneren kan. Ik nader de kruising van de Nieuwesluizerweg en de Molenweg. Ik zie een personenauto over de Molenweg vanuit de richting “Amstelmeer” ook de kruising naderen. Verbaasd over dat deze auto geen snelheid vermindert begin ik te remmen, de auto nadert steeds sneller en ik rem uit alle macht. De oplegger begint door de lading brandstof te golven en ik voel hoe hij begint te bonken op de schotel van de vrachtwagen. De personenauto komt steeds dichterbij en ik trap mijn rem nu compleet in. Alles gaat nu heel snel, in mijn spiegel zie ik grote rookwalmen onder mijn achterbanden wegkomen en ik weet dat ik geen kant meer op kan. Nu ben ik de personenauto even kwijt en heel snel schiet het door mijn hoofd heen: ‘Die is gelukkig net voor me langs gegaan’. Niet veel later voel ik een klap linksvoor onder de cabine, er klinkt een plof, het was niet eens een klap maar eerder een plof. Geschrokken besef ik dat het helemaal fout is. Ik kijk in mijn spiegel. Het moment dat ik de personenauto even niet kon zien kwam omdat hij in de blinde hoek vlak voor mijn auto zat. In mijn spiegel zie ik hoe de personenauto door de klap van mijn tankwagen over de kop slaat en van het talud af rolt. Met gierende remmen komt mijn tankwagen tot stilstand. Ik zie hoe ook de personenwagen nu tot stilstand komt. Ik doe mijn deur open en wil via mijn treeplanken uit de cabine klimmen om de getroffen mensen te gaan helpen. Door de aanrijding zijn echter mijn treeplanken krom gebogen en met een klap kom ik op het asfalt terecht. Ik spring overeind en ren terug naar de plek waar de auto het talud is afgerold. Onder aan het talud zie ik de auto op zijn kant tegen een boom liggen. Ik ren naar beneden en weet even niet wat ik doen moet. Een kleine rookpluim komt vanonder de motorkap vandaan. Ik heb geen tijd om mijn brandblusser bij de tankwagen op te gaan halen. Angstig kijk ik kijk door de voorruit van de auto en zie hoe de mevrouw, die als passagier in de auto zat bewegingloos in haar stoel zit. De meneer die achter het stuur zit beweegt nog wel en een vreselijk geluid klinkt vanuit zijn keel. Het portier aan zijn kant zit onder het bloed, maar gelukkig beweegt hij, dus hij leeft. Ik besef dat er geen tijd te verliezen is. Opeens staan er een paar mensen naast me. Opeens heb ik de mobiele telefoon uit de cabine in handen en bel ik 112, vervolgens bel ik de planning van ons bedrijf met de mededeling dat ik snel hulp nodig heb. Ik duw de telefoon in mijn zak en probeer samen met de omstanders de personenauto weer overeind te duwen. Het lukt niet, mijn telefoon gaat over en ik pak hem op. “Goedemiddag u spreekt met de centrale van de hulpdiensten, u heeft hulp nodig bij een voertuig met gevaarlijke stoffen”, klinkt het aan de andere kant van de lijn. ‘Inderdaad en het is echt heel ernstig’, hoor ik mij huilend zeggen. Ik steek de telefoon weer terug mijn broekzak en ben snel weer bij de mensen. De mevrouw beweegt nog steeds niet en ik vermoed het ergste, maar ik wil hoop houden. Nu klinken ineens vele sirenes en ze komen snel dichtbij, ik kijk omhoog naar de weg en zie hoe de hele weg vol staat met brandweer – en ziekenauto’s en politie. Agenten en brandweermensen rennen het talud af en gezamenlijk proberen we uit alle macht de auto overeind te duwen. Ik zie hoe de auto op zijn wielen terecht komt en schrik weer van de mensen in de auto. Ik wankel terug naar het talud en laat mij in het gras neervallen, ik pak mijn telefoon en bel mijn vrouw Marja. Huilend vertel ik wat er gebeurd is. Marja schrikt. Ik leg de telefoon neer en even later bellen mijn ouders. Marja had mijn ouders ingelicht over het ongeval, ik leg uit dat ik een ongeval heb gehad en dat er waarschijnlijk iemand bij is overleden. Ineens zit er een vrouw in motorkleding naast me. ‘Ik zag het ongeluk gebeuren en ik blijf wel even bij je’, hoor ik haar zeggen. Ik kijk naast me en zie hoe de vrouwelijke motorrijdster bij me is gaan zitten, ik knik van “ja” en ik sluit mijn ogen. Niet veel later hoor ik hoe er een helikopter laag overvliegt en aan de andere kant van de weg landt. ‘Kijk maar niet op, het is de traumahelikopter’, zegt de vrouw in motorkleding. Ik kijk niet op maar weet dat de meneer ook heel gevaarlijk gewond is. ‘Is dit de chauffeur van de tankwagen?’ hoor ik zeggen en zie hoe de vrouw naast me bevestigend knikt. Ik voel hoe de agent en een broeder van de ambulance me op de been helpen en het talud opbrengen. Een lid van de brandweer herken ik, het is een werknemer van een klant van ons en het is nu heel fijn om een bekend gezicht te zien. Ik kijk naar de vrouw in motorkleding en zie hoe ze op haar motor stapt en weg rijdt, helaas heb ik haar nooit meer kunnen bedanken voor haar hulp. Bij de ambulance word ik onderzocht, afgezien dat ik in shock ben mankeer ik lichamelijks niks. ‘Jij hebt vandaag dingen gezien en gehoord die je nooit had mogen zien en horen, we hadden je nooit mogen laten helpen. Jij zal deze gebeurtenis en beelden nooit meer vergeten’, hoor ik een agent tegen me zeggen. En ik kan jullie garanderen dat deze agent gelijk heeft gehad, nooit van mijn leven zal ik deze geluiden, beelden en de geur meer vergeten…. Eigenlijk moet ik naar het politiebureau voor een verklaring maar omdat de hele weg vol staat met brandweerwagens kan de politiewagen die mij weg moet brengen er niet langs. De vader van mijn werkgever is nu ook in allerijl aangekomen en hij stelt voor om mij dan maar naar het bureau te brengen, echter mag dat niet en dus moet ik wachten. Ik mag nu plaats nemen achter in de politiebus en ik zie door het raam overal hulpverleners lopen. Ik vraag een agent of ik even mag roken omdat ik op van de zenuwen ben. Dat mag, maar omdat de politiebus een werkvloer is moet ik onder begeleiding buiten roken. Nou daar zit je dan midden in de winter na een vreselijk ongeval op de bumper van de politiebus een shaggie te roken. Dan komt er een agent aanlopen en komt naast me op de bumper zitten. ‘De mevrouw is overleden, ze was op slag dood’, hoor ik de agent zeggen, eigenlijk wist ik dat al maar toch zak ik huilend door de grond. Na een klein kwartiertje verschijnt er een jonge agent en hij vraagt me of ik mee wil gaan naar het bureau. De politiewagen waarmee ik vervoerd wordt, wordt nog gehinderd door één brandweerwagen. Ik word achterin de politiewagen gezet en de agent verdwijnt weer. Ik zie een oudere agent aan komen lopen, hij neemt plaats achter het stuur, en kijkt verbaasd achterom. ‘Waarom zit jij achterin??’ hoor ik hem zeggen en hij stapt uit. Ik zie hoe de deur achterin open gaat en hij laat me voorin plaats nemen. ‘Wat denken ze nu wel, je bent geen misdadiger,’ hoor ik hem mopperen. Langzaam rijdt de politiewagen weg van de plek des onheils en ik zie hoe achter ons het wrak van mijn tankwagen en alle ellende achterblijft.

De agent stelt me op mijn gemak en samen rijden we naar het bureau, hij parkeert de wagen en helpt me uitstappen. Met mijn overall onder mijn arm stap ik het bureau binnen en volg de agent door de gangen. We stoppen bij een kamerdeur en de agent doet de deur open, binnen in de kamer zit een voor mij onbekende man. Hij stelt zich voor en zegt dat hij van slachtofferhulp is, zijn vraag is of ik hun hulp aanvaard. Ik leef in een roes en zeg uiteraard “ja”. We gaan zitten en voor het eerst kan ik mijn verhaal kwijt. Even later wordt er op de deur geklopt en gaat deze open. In de deuropening staat een agente samen met mijn vrouw Marja en mijn broertje Peter. Voor mij was dit echt zo’n opluchting om hen hier op het bureau te zien. Nadat alles op het bureau is afgehandeld kon ik weer gaan, maar wel is mijn tachograafschijf voor onderzoek in beslag genomen. Voor degenen die niet weten wat zo’n schijf inhoudt even het volgende, een tachograafschijf houdt de rij- en rusttijden en de snelheid die de auto rijdt bij. Maar omdat ik zeker wist dat ik niks verkeerds had gedaan kon mij die schijf weinig schelen. De agent vertelde ons dat als we nog vragen hadden dat we hem dan maar even bellen moesten. Buiten aangekomen liepen we naar de auto van mijn broertje, en omdat onze eigen auto nog bij ons op de zaak stond, gingen we die eerst maar eens op halen. Op de zaak aangekomen gingen vele mensen net weg, alleen mijn collega’s Peter en Loek bleven wachten om ons op te vangen. Eigenlijk gelijk met onze aankomst werd ook het wrak van mijn tankwagen afgeleverd en omdat mijn trekker mee moest voor onderzoek moest mijn oplegger worden afgekoppeld. Samen met de berger van de firma “Haulo”, Loek en Peter heb ik nog geholpen om de oplegger af te koppelen. Hierna ging mijn trekker achter het bergingsvoertuig richting de garage en zijn wij ook maar naar huis gegaan. Toen we thuis aankwamen stond de telefoon roodgloeiend, het medeleven deed ons erg goed ook al wisten we nog niet goed wat ons te wachten stond. In de avond hoorden we van mijn ouders dat zij de slachtoffers kenden. Die nacht hebben wij uiteraard geen oog dicht gedaan en steeds zag ik weer de gezichten van de slachtoffers voor me. De volgende morgen zijn Marja, mijn vader en ik op mijn verzoek naar de plek van het ongeval teruggegaan. De remsporen van mijn tankwagen en de tekeningen die de ongevallendienst eromheen gezet hadden waren de stille getuigen van de gebeurtenissen van de dag ervoor. In de berm en onder het talud lagen nog wat onderdelen van mijn tankwagen en de personenauto, ook was duidelijk te zien waar de personenauto een boom had geraakt. Zwijgzaam raapte ik nog wat brokstukken bij elkaar en bleef zo een tijdje staan. Toen we thuis waren gekomen heb ik de desbetreffende agent gebeld met het verzoek of hij de telefoonnummers van de nabestaanden kon achterhalen. Diezelfde avond kwam de agent met een nummer aan de deur, wel zei hij erbij: ‘Als je belt, bereid je dan altijd voor op het ergste. Jij kon er niks aan doen, maar de familie kan ook uit onmacht of verdriet reageren’. Ik borg het telefoonnummer veilig op en weer lag er een slapeloze nacht voor ons. De volgende morgen kwam er een envelop van justitie in de brievenbus met mijn tachograafschijf en een klein briefje. ‘Hierbij heeft u de schijf weer terug, er was niks op aan te merken en gelukkig heeft u de tankwagen op de weg weten te houden. Heel veel sterkte, de ongevallendienst’, was er te lezen. Met de tranen in mijn ogen las ik het briefje en borg de schijf op, deze schijf en dit briefje moeten nog in huis zijn maar eerlijk gezegd weet ik even niet zo snel waar. Achteraf bleek de bestuurder van de personenauto verblindt te zijn door de laagstaande zon en hij heeft mij nooit zien aankomen. Even heb ik met Marja overlegt en we besloten dat ik de nabestaanden van de slachtoffers zou bellen. Ik nam de telefoon ter hand en drukte het nummer van het briefje in.[…]

Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. Kosten € 3,35 + btw € 0,30 + betaalkosten € 0,30 = € 3,95.

Extra donatie aan de schrijver.

X