Welkom bij ons magazine

Indonesië

Hans ligt te woelen in bed, het is klammig en hij hoort de muskieten zoemen. Goddank ligt hij onder de klamboe anders was hij nu al lek gestoken, onder de bulten en vergaan van de jeuk. Hij kijkt naar zijn reiswekkertje, het is bij drieën in de nacht, over een paar uurtjes breekt de dag aan. Toch maar proberen om nog wat te slapen. Door de half open rieten rolluik van zijn vakantiehuisje ziet hij dat het volle maan is, een nacht bij uitstek voor geesten en andere vreemde wezens. Indonesië, het land van de Stille Kracht, denkt hij nog waarna hij in slaap sukkelt.

´Help, help mij …, alsjeblieft help mij …´ hoort hij opeens. Hans schiet overeind en bij zijn bed voor de klamboe ziet hij in het weinige licht dat door de kier komt een frêle vrouwengestalte staan. Aangezien zij in de schemer staat, schuift hij het muskietengaas opzij. Dan ziet hij haar gezicht, een gezicht van een zeldzame schoonheid. Ze is gekleed in een met gouddraad bestikte sarong, een witte kanten blouse met om de schouders een doorschijnende sari gedrapeerd. Haar haar is gitzwart en in een kondé (knot) gedraaid, haar ogen mysterieus en donker, haar lippen vol en rood van kleur, gelijk een rode roos. ´Wat is er´, vraagt Hans slaperig. De vrouw zegt niets maar wenkt hem met haar hand om haar te volgen. Met zijn voeten zoekend naar zijn teenslippers stoot hij iets omver wat in de stilte van de nacht een hoop kabaal maakt. Het zijn 2 bierflesjes waarvan hij de inhoud voor het naar bed gaan nog soldaat heeft gemaakt. ´Sssttt´, fluistert de vrouw terwijl zij haar wijsvinger naar haar lippen brengt. Wat voorzichtiger nu loopt hij de vrouw achterna naar buiten. Ondanks dat het nacht is, is het nog steeds warm en Hans begint meteen te zweten. Wat wilt ze toch, vraagt hij zich af. Nou ja, hij is nu toch wakker dus zal hij haar maar volgen, bovendien is hij behoorlijk nieuwsgierig geworden. Ze loopt het smalle pad af naar beneden. Het lijkt Hans alsof ze zweeft, ze raakt de grond amper. Omdat hij haar waarschijnlijk niet snel genoeg volgt, draait ze zich om en spoort hem aan. Aan het einde van het pad stopt ze en wijst in de richting van een gebouwtje. Daar moet hij naar toe, gebaart ze hem. Hans weifelt maar besluit aan haar verzoek gevolg te geven. Als hij bij het gebouwtje aankomt ziet hij dat het een soort tempeltje is, het staat vol met bloemen en opgebrande wierookstokjes. Er naast is een pas gedolven graf bedekt met een zee van bloemen. De geur van jasmijn en muskus is zo bedwelmend dst het hem bijna de adem beneemt.

Het is stil, er is niemand. Opeens hoort hij gedempt geklop en een gesmoord geroep. Hij speurt om zich heen om zich te oriënteren waar het geluid vandaan komt. Dan worden zijn ogen groot van ontzetting, het geluid komt van de plek van het graf. Hans raakt lichtelijk in paniek en weet niet wat hij moet doen. Hij draait zich om naar de vrouw en wilt vragen waarom hij hier is gebracht maar zij is verdwenen. Hij kijkt om zich heen zoekend naar een schop maar ziet er geen. Dan laat hij zich op de knieën zakken en begint als een gek met zijn handen de aarde weg te halen totdat hij op iets hards stuit. Gelukkig is het een pas gegraven graf. De aarde is rul en nog frenitieker haalt hij de rest van de aarde weg en probeert het deksel van de lijkkist te openen. Na wat een eeuwigheid lijkt en onder het zweet, kan hij het eindelijk lichten. Hij ziet een gezicht van een jonge vrouw, het is verwrongen en bleekgeel. Haar ademhaling gaat stotend en haar ogen staan bol en wijd open gesperd. Ze wilt zich oprichten maar het lukt niet omdat haar lichaam totaal uitgeput is en ze zakt weer als een lijzen pop achterover.

Hans deinst achteruit. Hoe kan dit? Zou de vrouw schijndood zijn geweest toen men haar had begraven? Hij onderdrukt een rilling en moet haast kokhalzen bij de gedachte. Zo snel als hij kan, tilt hij haar uit de kist en neemt haar in zijn armen. Hij zet zich op de grond en houdt haar zo een tijdje dicht tegen zich aan gedrukt. Langzaam verdwijnt de kilte uit haar lijf en komt er leven in de vrouw. Zij nestelt zich nog meer tegen hem aan en aan haar ademhaling te horen is ze nu rustig. Voorzichtig staat hij op en met de vrouw in zijn armen loopt hij de weg terug en legt haar op zijn bed. Vervolgens pakt hij de telefoon en belt het hotel waaronder zijn rieten vakantieverblijf valt. Hij vraagt om een arts en of er iemand van het hotel komen kan. Beiden zijn meteen ter plekke en terwijl de dokter de vrouw onderzoekt, vertelt Hans zijn verhaal aan de gerant. Deze glimlacht beleefd. Hij denkt dat de mooie vrouw die bij hem aan zijn bed is verschenen, waarschijnlijk de echtgenote is van één of andere sultan die heerste over enkele kleine eilandjes. Volgens traditie vroeger werd de echtgenote van een sultan samen met haar overleden man begraven. Om de overgang naar het dodenrijk te vergemakkelijken werd de vrouw eerst bedwelmd waarna coma volgde en uiteindelijk de dood. In het hiernamaals leeft de dame die hij heeft gezien voort als beschermer van hen die hetzelfde lot overkomen. De vrouw zelf moet volgens de overlevering hebben geleefd tweede helft 18e eeuw en haar naam luidt Putri Melati oftewel Prinses Melati (inheemse bloem).

Hans nog erg onder de indruk van de mysterieuze verschijning besluit de volgende dag meer informatie over haar te verkrijgen. Hij wilt zoeken naar haar graf, op de één of andere manier voelt hij dat hij dat doen moet. Hij had voor zijn vakantie een reis Indonesië geboekt, iets in hem zei dat hij moest gaan. Helaas herinnert de gerant zich niet precies meer de naam van het sultanaat en ook niet op welk eilandje ze is begraven. Wel weet hij nog te vertellen dat het één van de kleine eilandjes is, gelegen bij de staart van het grote eiland Sulawesi. Misschien dat de tuan (meneer) op Sulawesi meer te weten komt, oppert hij. Ook weet hij nog te melden dat vanuit Jakarta een rechtstreekse binnenlandse vlucht naar Padang gaat, de hoofdstad van Sulawesi.

Alleen zijn rugzak meenemend, begeeft Hans zich diezelfde dag nog op weg, de rest van zijn spullen laat hij achter in het hotel in Jakarta. Met Padang als tussenstop neemt hij het vliegtuig naar Menado wat op het uiterste puntje van de staart van het eiland Sulawesi ligt. Daar wilt hij een zeilboot huren en langs de verschillende eilandjes gaan. Na een rustdag te hebben ingelast is het dan zover. Per boot doet hij het dichtstbijzijnde eilandje aan en daar krijgt hij meteen de informatie die hij nodig heeft. Drie eilanden verderop moet het graf liggen van de prinses.

Het eilandje heeft niet veel bewoners en de begraafplaats is zo gevonden. Het graf ligt tegen de met bomen begroeide berg aan en ondanks dat het overwoekerd is, bespeurt hij toch dat er af en toe iets aan gedaan wordt. Hans ploft neer op de grond met zijn rug tegen een rotsblok, de zon is fel en hij voelt zich wat soezerig. Even voordat hij zijn ogen sluit ziet hij de vrouw die hem de afgelopen nacht heeft bezocht. Zij loopt op hem toe en reikt hem de hand. Hij grijpt die, staat op en voelt zich opeens zo licht als een veertje. Als hij even achterom kijkt ziet hij zijn lichaam bij de rots liggen. Hij begrijpt er niets van maar volgt haar en samen verdwijnen zij om vervolgens weer te verschijnen in een grote hal, een ruimte een paleis waardig.

De vrouw is inmiddels verdwenen maar dan verschijnt er een beeld voor zijn ogen. Hij is toeschouwer in haar verleden. Hij ziet haar gezeten samen met haar echtgenoot, de sultan, op een prachtig beschilderde houten bank. Beiden zijn nog jong, het is hun trouwerij. Zij ontvangen hun onderdanen die hen cadeaus komen brengen, er wordt feest gevierd. Het beeld vervaagt en het volgende wat hij ziet is dat het paleis in rouw is gedompeld. Hun geliefde sultan is gestorven en ligt opgebaard in een grote hal, omringd door schreiende onderdanen. En zo volgen fragmenten uit haar leven elkaar op zoals de geboorte van een zoon en een dochter. Ook de grootse begrafenis van de sultane krijgt hij te zien. Omdat de zoon nog te jong is om te regeren, wordt er na haar dood gestreden door familieleden om de troon. Hans ziet flitsen van gevechten die uitbreken om de troonsopvolging alsmede de ondergang van het kleine rijk. Het is verschrikkelijk, zoals ze elkaar bestrijden en met deze laatste beelden op zijn netvlies wordt hij wakker in zijn lichaam.

[…]

Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. 1973 woorden x € 0,001 = € 1,97 + btw € 0,18 + betaalkosten € 0,30 = € 2,45.

Extra donatie aan de schrijver.

X