Welkom bij ons magazine

Kinderrover

New York 11-11-11.
     
     ‘Ian! Bryan! Is het nou verdomme een keer afgelopen?’
     Myra kijkt wanhopig de kinderkamer rond. Er staan twee bedden en aan de achterwand een grote kast en speelgoedkist. Aan de andere kant is een groot raam, er hangen kleurige posters aan de muren.
     Speelgoed in allerlei soorten slingert over de grond.
     De negenjarige tweeling zien eruit als engeltjes met hun krullende blonde haren en blauwe ogen, maar het zijn duivelse ettertjes. Het zijn haar broertjes, maar het liefste zou ze hun het raam uitkieperen. Terwijl ze nog wel op de 16e verdieping wonen.
     Myra zwiept haar lange blonde haren over een schouder en haar blauwe ogen branden van tranen. Zij houdt van netjes en ruimt elke avond hun kamer op.
     Ian strooit jubelend alles wat ze net in de speelgoedkist gedaan heeft weer over de grond.
     Brian gooit naar haar hoofd met een bal. ‘Raak,’ joelt hij. ‘Trefbal raak!’
     ‘Nou is het genoeg.’ Myra wrijft de pijnlijke plek op haar hoofd en geeft een stapel speelgoed een schop. ‘Ik heb er genoeg van stelletje rotzakken. Ik ruim niet meer op. Dat doen jullie zelf maar en wee als mama straks terugkomt en deze puinhoop is er nog. Dan zwaait er wat!’ Myra kijkt de kamer rond en haar ogen zien de vrolijke Peter Pan poster hangen. ‘Weten jullie wat? Laat Peter Pan jullie maar halen! Vlieg op,’ schreeuwt ze boos. Myra stormt de kamer uit en trekt de deur hard achter haar dicht.
     ‘Vlieg op?’ De broers kijken elkaar grijnzend aan.
     ‘Oh oh.’ Brian laat teleurgesteld de bal zakken als hij de berg speelgoed midden in de kamer bekijkt. ‘Nou zijn we te ver gegaan, denk je niet?’
     ‘Nah!’ Ian geeft grijnzend een trap aan een stapel lego en springt op bed.
     Brian gaat op bed zitten, met zijn kin op de bal. ‘Ik ben bang dat we toch op moeten ruimen,’ verzucht hij. ‘Mamma houdt niet van troep.’
     Ian houdt op met springen. ‘Ik houd niet van opruimen,’ klaagt hij en gaat ook zitten.
     De tweeling kijkt elkaar afwachtend aan, wie begint er als eerste? Brian krijgt een idee. ‘Myra vindt toch dat we te veel speelgoed hebben?’ Hij waad door de lego, actie figuurtjes en knuffels.
     Ian kijkt afwachtend naar zijn broer.
     Brian schuift het raam open. Meteen horen ze verkeersgeruis en de gordijnen waaien op. Brian bukt en pakt de knuffel van een lachende Pluto op. ‘Speel je hier nog mee?’
     Ian schudt zwijgend zijn hoofd.
     Brian steekt de Pluto door het raam. Als hij zijn hand terug trekt is die leeg. ‘Speel je nog met deze?’ Hij tilt een Ninja turtle van de vloer.
     Weer schudt Ian van nee. ‘Wacht eventjes,’ gebaart hij naar zijn broer. Hij gaat naar de deur en doet het open. Er klinkt het geluid van gelach. Myra zit tv te kijken. ‘Oké,’ knikt hij naar Brian, ‘ga je gang.’
     Brian graait een Batman van de vloer, maar deze grist Ian hem uit zijn hand. ‘Neem deze maar,’ steekt hij hem Spiderman toe. Ian neemt ook Robin Hood mee en ziet zijn broer een hoopje knuffels pakken. Een bal met pootjes en lachend gezicht, een rups in regenboogkleuren. Nog een rups. De tweeling krijgt altijd elk speelgoed dubbel. Alles verdwijnt spoorloos door het raam. Ian vindt het een leuk spelletje, hij kijkt rond en ziet zijn honkbalknuppel liggen. Wacht eens, hij grijpt het en roept zijn broer. ‘Brian, gooi!’
     Myra kijkt geërgerd om. Uit de kamer van de tweeling klinkt enthousiast gejoel. Zuchtend doet ze de tv harder en wrijft weer haar hoofd. ‘Akelige rotzakken,’ moppert ze. ‘Ik hoop dat de duivel jullie komt halen.’
     Eerst lukt het niet zo. De superman die door de honkbalknuppel geraakt werd verloor een arm en zijn hoofd na de eerste klap en vloog in een hoek. Na een tweede gooi is het raak. Het figuurtje zwiept door het raam.
     ‘Joepie! Nog een keer,’ grijnst Brian en pakt een Ninja Turtle, maar hij houdt zijn worp in en Ian de knuppel, als het figuurtje van de verminkte Superman op het tapijt neerploft.
     ‘Hè?’ De twee broers staren met grote ogen naar het figuurtje. Een rups ploft er naast. Daarna een Turtle.
     ‘Hè!’ De broers staren naar het raam waar het speelgoed door teruggegooid wordt.
     ‘Hoe kan dat nou?’ Ian laat de knuppel op zijn schouder rusten.
     Brian pakt de Superman en gooit het weer naar buiten.
     Geruisloos springt iemand op de vensterbank. Hij houdt het kapotte figuurtje achteloos aan een been vast.
     ‘Wauw!’ De tweeling staart vol ongeloof. Er zit een jonge knul op de vensterbank, op zijn hurken. Hij heeft een spits sluw gezicht en grote bruine ogen. Zijn oren zijn spits en er hangt een grote dolk aan zijn riem.
     ‘Hallo kleine vernielers.’ De jongen stapt van de vensterbank af. Hij draagt super coole kleren van een bruin leer. ‘Doe je mond eens dicht,’ grijnst de jongeman en smijt de superman weer naar buiten.
     Ian en Brian kijken elkaar aan. Dromen ze? Kan er zomaar iemand door het raam hun kamer inkomen? Brian gaat snel bij zijn broer staan als de jongen naar voren loopt. Ian heft de honkbalknuppel slagklaar.
     ‘Wie ben jij,’ vraagt hij argwanend.
     ‘Kom op nou zeg, ik weet dat ik er daar niet op uit zie.’ De jongen wijst naar de Walt Disney poster: ‘jullie kennen mij toch wel?’
     ‘Peter Pan?’ De tweeling zeggen het tegelijk, kijken elkaar aan en daarna weer naar de jongen.
     ‘Waar is Tinkerbel,’ vraagt Brian fronsend.
     ‘Kom op zeg. Zie ik eruit alsof ik een Elf nodig heb?
     Peter loopt nog meer naar voren. Achteloos verplettert hij onder zijn voeten een stuk speelgoed.
     ‘Blijf staan of ik dreun je kop plat,’ schreeuwt Ian dapper.
     Peter neemt een sprong. Ian voelt de knuppel weggerukt worden en hangt daarna achterover, met een groot mes op zijn keel. ‘Jij bent een dapper kereltje,’ zegt Peter goedkeurend. ‘Weet je wat? Je mag mijn nieuwe kapitein worden.’
     Ian wordt weer overeind gezet en wrijft zijn keel. Hij kan het koude scherpe staal nog voelen. Argwanend vraagt hij. ‘Wat is er dan met de oude gebeurd?’
     ‘Die hebben ze zijn kop eraf gehakt.’ Peter Pan grijnst terwijl hij dat zegt.
     De tweeling kijken elkaar geschrokken aan.
     Peter haalt uit zijn binnenzak een buideltje. Hij neemt er wat poeder uit en gooit ermee. Het zijn geen gouden vonkjes, maar het wordt een rode waas in de lucht. Als de waas verdwijnt is er vlak voor hun een vreemd iets verschenen.
     Het is net of ze in een grot staan en naar buiten kijken. Vlak voor de tweeling verrijst een ondoordringbaar groen woud. Het is een jungle. Dat kennen ze wel van de Tarzanfims. Maar dit is veel echter. Veel woester en groener als ze een bos ooit gezien hebben.
     ‘Avalon.’ Peter Pan wijst vol trots naar de jungle. ‘Er is niets mooiers om in te wonen. Gaan jullie mee?’
     ‘Mee?’ Ian en Brian kijken elkaar en daarna Peter met grote ogen aan.
     ‘Moeten wij mee?’ De tweeling gaat dichter bij elkaar staan. ‘Waarom,’ trekt Brian zijn schouders op.
     ‘Waarom?’ Peter kijkt vol ongeloof. ‘Maar kijk dan, vinden jullie niet het mooiste wat je ooit gezien hebt? Avalon is de mooiste plek om te zijn. Vol avonturen en de meest bijzondere figuren. Het is dat ik af en toe mijn leger moet uitbreiden, anders zou ik er nooit meer weggaan!’
     ‘Je leger uitbreiden?’ Brian herinnert zich dat iemand het hoofd is afgehakt. ‘We gaan niet mee hoor,’ fluistert hij zijn broer toe. ‘Ik vind die vent maar niks.’
     ‘Nou dan ga je niet mee. Stom stuk bangebroek.’ Peter kijkt hem minachtend aan.
     ‘Ik zag al meteen dat jouw broer veel sterker en dapperder is. Ze zullen hem straks Ian de held noemen.’
     ‘Ian de held?’ Ian begint meteen te grijnzen.
     ‘Nou, kom je nog?’ Peter steekt zijn hand naar hem uit. ‘Ik heb geen uren de tijd.’
     Brian schudt van nee, als zijn broer hem opgewonden aankijkt.
     Peter grijpt Ian bij zijn arm en trekt hem mee. ‘Wacht even!’ Ian rukt zich los.
     Hij grijpt snel zijn honkbalknuppel en gaat gretig bij Peter staan.
     Brian bijt op zijn onderlip. Ian loopt zomaar mee. Zijn eigen broer laat hem zomaar in de steek. Kijk nou. Nu staan ze in die jungle. Verdorie. De grotopening wordt kleiner. Ian loopt met die vreemde vent mee en kijkt niet eens naar hem om.
     ‘Verdomme!’ Brian neemt een sprong als de opening almaar kleiner wordt. Met een harde smak dreunt hij op een modderige grond neer. Voor zijn ogen glibbert meteen een slang weg.
     ‘Man, is het hier niet geweldig?’ Ian sleurt hem grijnzend omhoog. ‘Het lijkt wel een sprookje.’
     Brian veegt zijn modderige handen aan zijn broek af en denkt er anders over. Als hij omdraait, kijkt hij tegen een enorme boom aan. De grot is weg. Hun kamertje is weg. Ze staan zomaar hier, ergens midden in een enorme klamme jungle. Overal kwaken kikkers, piepen vogels en een groot beest rent tussen de struiken weg.
     ‘Kijk.’ Peter wijst trots naar een modderig moeras. Vlak voor hen ligt een grote boom. ‘We moeten daar over heen en dan kunnen we naar ons kamp.’
     ‘Ons kamp,’ Ian stoot zijn broer grijnzend aan.
     Brian aarzelt. Hij ziet iets wat hem niet bevalt. De grote boom heeft een groot groen oog. Het kijkt naar hem.
     Peter maakt een snelle sprong en hangt sierlijk in een liaan. ‘Dat kunnen jullie nog niet, maar dat leer ik jullie wel,’ zegt hij als Ian zijn handen naar hem uitstrekt.
     ‘Loop maar over de boom.’
     Ian loopt naar de rand van het modderige water en daarmee ook naar de boom. Brian ziet het groene oog naar zijn broer kijken. De boom begint van voren open te splijten. Daar verschijnen grote tanden.
     ‘Ian kijk uit! Het is een krokodil,’ schreeuwt Brian verschrikt. Zijn broer verstijfd van de schrik als de bek met een ruk wijd openspert. Tientallen vlijmscherpe tanden blikkeren om een rode opening. Die opening is groot genoeg om zijn broer in één hap naar binnen te slokken. Brian neemt een snoekduik en sleurt Ian achteruit. Net op tijd! De bek klapt dicht, waar net nog zijn broer heeft gestaan.
     Peter kijkt vanaf zijn veilige plek grijnzend toe. ‘Dat is geen krokodil maar een alligator,’ legt hij uit. ‘Dat zijn linke beesten, maar als jullie hem dood kunnen maken, maak ik een pak van zijn vel voor jullie.’
     De tweeling staren bevend naar de enorme alligator. Het drijft geruisloos op hen af. Ineens gaat het enorme beest omhoog. Er wordt een enorme klauw op de vaste grond gezet, met een ruk schuift het moordzuchtige beest uit het water.
     ‘Ik zou maar wat doen,’ waarschuwt Peter. ‘Of jullie zijn toast.’
     De alligator zet een tweede klauw op de bodem en zijn bek gaat wijd open.
     Ian herinnert zich de honkbalknuppel. Als het grote beest nog maar twee meter van hem af is, springt hij erop af en geeft een dreun op de grote snoet. ‘Verdwijn smerig rotbeest,’ schreeuwt Ian dapper. ‘Ik laat ons niet opvreten, ik…’ Hij wil voor een tweede slag uithalen, maar de grote bek grijpt de knuppel en versplinterd het met slechts een knauw!
     Ian loopt naar achteren. Hij struikelt over een boomwortel en de alligator opent opnieuw zijn grote bek. ‘Nee!’ Brian springt snel voor zijn broer en spreid zijn armen. ‘Vreet mij maar op, smerig ondier, maar van mijn broer blijf je af.’
     Peter hangt aan zijn liaan en steekt geen vinger uit, maar kijkt grijnzend naar de opoffering van Brian.
     De alligator opent opnieuw zijn enorme bek wijd, hij stapt naar voren en zo te zien is er voor de twee broers slechts een hap nodig.
     ‘Nee!’ Ian strekt gillend een hand uit. ‘Broertje nee!’
     Uit het niets flitst een pijl in het oog van de enorme alligator! Het rolt meteen woest grauwend heen en weer. De enorme staart geels als een zweep het water.
     De tweeling krabbelen verschrikt weg van de doodstrijd van het grote beest. Vlak naast hun springt iemand op de grond.
     De broers kijken elkaar aan en naar hun redder. Het is net hun zusje Myra, maar dit meisje heeft lang rood haar en groene ogen. Ze hangt een boog over haar schouder.
     ‘Myra!’ Brian springt lachend op haar toe. ‘Wat doe jij nou hier?’
     ‘Myra?’ De knappe jonge vrouw kijkt hem vragend aan.
     ‘Je lijkt sprekend op ons zusje,’ zegt Ian en steekt haar zijn hand toe. ‘Duizendmaal dank dat je ons gered hebt.’
     ‘Mijn naam is Moyra en ik heb jullie niet gered. Ik heb nieuwe laarzen nodig,’ zegt de vrouw hooghartig. Ze trekt haar mes en springt op de dode krokodil.
     Brian pakt een stok en port ermee in het oog van de alligator.
     Als Moyra een groot stuk leer heeft uitgesneden van de dode alligator, springt ze naast Peter in een liaan.
     ‘Waar ben jij mee bezig,’ vraagt ze argwanend. ‘Om die twee knulletjes op te laten vreten?’
     ‘Het was een test,’ grijnst Peter. ‘Ik vertrouw schattige blonde krulletjes met blauwe oogjes niksniet. Ze zien er altijd te lief uit.’
     Ian schopt naar een grote kikker die traag voorbij hupt. Brian hupt lachend met de kikker mee.
     ‘Ik weet iemand die dol is op knulletjes met blonde haren,’ Moyra grijnst nu ook.
     ‘Ze zijn prima lokaas, vind je niet?’
     ‘Oh ja, die pedo zal er niet af kunnen blijven. Dan kunnen we hem vast een goede loer draaien.’ Peter fluit op zijn vingers als de tweeling te ver afdwaalt. ‘Mee komen jullie,’ wenkt hij met zijn hoofd. ‘Ons kamp is deze kant op.’
     De twee broers draaien zich naar de avonturiers om.
     Vanachter een struik springen twee grote mannen. Ze hebben lange zwarte haren en dragen alleen een lendendoek en mocassins. De mannen grijpen Ian en Brian beet en sleuren hen mee.
     ‘Verdomme! Daar gaat onze lokaas!’ Peter springt nijdig naar een andere liaan en zwiert door de bomen er achteraan. Moyra zwiert mee.
     ‘We moeten opschieten,’ roept ze waarschuwend. ‘Als ze bij hun kamp zijn krijgen we die twee nooit meer los. Dan moet je weer andere kinderen roven.’
     Peter kijkt haar lachend aan. ‘Je bent een kinderrover of niet.’ Met brede grijns neemt hij een laatste zwiepende sprong en met een duikvlucht ploft hij op een van de Indianen neer.
     
     
     

Koop het hele verhaal hier. Kosten 3140 woord = € 3,14 + btw € 0,28 + betaalkosten € 0,30 = € 3,72.

Extra donatie aan de schrijver.

X