Welkom bij ons magazine

Kunst

Omdat ik een uitnodiging had gekregen, waarin stond dat mijn aanwezigheid bij de opening van de schilderijententoonstelling van Madelène de Boer, zeer op prijs zou worden gesteld, stond ik op een zonnige zaterdagmiddag in een wat bedompt straatje, waar zich de galerie bevond, waar ik mij zou gaan laven aan de creatieve oprispingen van Madelène.

Zij was de dochter één mijner kennissen en werd al op jeugdige leeftijd gegrepen door de kunst. Terwijl haar vriendinnen zich bezighielden met alles waar jonge meisjes zich op die leeftijd nu eenmaal mee bezighouden, kozen de innerlijke driften van Madelène een geheel andere richting en stortte zij zich met penselen en verf op het ongerepte doek. Zoals een bakker broodjes bakt, zo produceerde Madelène kunstwerken. De een na de ander, ze ging maar door, er was geen houden meer aan. Je brak je nek over de schilderijen, in alle maten, van klein tot groot en alles wat zich daar tussenin bevond.

Nu heb je kunst en kunst. Bij het ene kunstwerk zie je onmiddellijk wat de kunstenaar bedoeld heeft en behoeft het object geen verdere uitleg, terwijl er aan de andere kant kunst wordt geproduceerd, waarbij een behoorlijke aanslag op de fantasie van de toeschouwer wordt gepleegd. De kunstwerken van Madelène behoorden tot die laatste categorie. Je kon er van alles van maken, maar achteraf bleek, na uitleg van de kunstenares, dat hetgeen zij beoogde te vertellen met haar werk, zelfs in je stoutste fantasie niet bij je was opgekomen. De verf spatte alle kanten op, in een scala van schreeuwende kleuren, die pijn deden aan je ogen.

Maar goed, Madelène had een galeriehouder zo ver weten te krijgen, dat haar creaties de wanden van zijn galerie mochten sieren en ik – en met mij vele anderen – mochten daar getuige van zijn.

Al meteen bij binnenkomst kwam er een roodharig meisje, wiens figuur bijzonder goed gelukt was, op mij af en vroeg mij met een allerliefst stemmetje of ik iets wilde drinken. Ze hield mij een dienblad voor en ik nam er een glas rode wijn vanaf. Het was weliswaar nog wat vroeg voor alcohol, maar ik meende mij te herinneren ooit eens gelezen te hebben dat in de kunst alles geoorloofd is. Vooruit dan maar, een rode wijn.

Ik slenterde langs de schilderijen en tussen een kluwen bewonderaars stond het lijdend voorwerp. Ze was gekleed in een zwierige jurk, met net zoveel tinten als op haar doeken te vinden waren. Haar kapsel was van een onbestemde kleur en wanneer ze voor haar werken ging staan, zou het één probleemloos in het ander overgaan.

‘O, wat énig dat je er bent!’

‘Moet ik je feliciteren met deze tentoonstelling of is dat niet gebruikelijk?’

‘Natuurlijk mag je mij feliciteren. Hoe vind je het?’

‘Ik ben net binnen,’ zei ik, ‘ik heb nauwelijks iets gezien.’

‘Doe op je gemak een rondje,’ antwoordde ze en wendde zich weer tot een fan, een wat oudere heer, die haar glazig aankeek.

De ruimte was niet al te groot en wanneer ik in een vlot tempo door zou stappen zou ik heel snel klaar zijn. Omdat ik vond dat ik oprechte belangstelling aan de dag moest leggen, besloot ik de kunstwerken aan een langdurige keuring te onderwerpen. De bezoekers schuifelden langs de wanden en ik schuifelde mee. Af en toe kwam ik wat dichter bij een schilderij, keek uitgebreid, deed dan weer een stap terug en tuurde, terwijl ik mijn hoofd een weinig naar links of rechts kantelde, alsof ik er vreselijk veel verstand van had en nog diezelfde middag een recensie zou moeten schrijven in een gerenommeerd tijdschrift voor kunst en cultuur.

In mijn ooghoeken zag ik de roodharige schoonheid in mijn richting komen. Ik nam een paar ferme slokken en had net de laatste doorgeslikt, toen ze mij het dienblad voorhield. Een kwestie van timing, maar dat leer je als je een regelmatige innemer bent. Kunst maakt dorstig, constateerde ik.

Aan de overkant van het dienblad stond een dame waar moeder natuur zich behoorlijk op uitgeleefd had. Haar omvang was indrukwekkend. Toen het meisje met het dienblad verder liep, ontstond er een soort vacuüm tussen ons, terwijl zij het glas naar mij hief en een oceaanslok naar binnen werkte.

‘U bent?’ vroeg zij.

Ik noemde mijn naam.

‘Wat vindt u ervan?’

‘Och, ik ben er aan gewend,’ grapte ik, ‘ik heet mijn hele leven al zo.’

‘Nee gekkie,’ antwoordde ze, ‘ik bedoel natuurlijk de expositie. Ze nam weer een slok en ik verdacht haar ervan al de nodige glazen genuttigd te hebben.

‘Nou …’ begon ik.

‘Ik vind het heel bijzonder,’ onderbrak ze mij en ik vreesde dat onze voorstelling van bijzonder niet synchroon met elkaar liep.

‘Ja,’ zei ik, ‘heel bijzonder.’

Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. Kosten € 1,50 + btw € 0,14 + betaalkosten € 0,30 = € 1,94.

Of word abonnee.

Extra donatie aan de schrijver.

X