Welkom bij ons magazine

Pelgrimstocht

Ze strikt de veters van haar bergschoenen. Hoeveel kilometers heeft ze er al niet op afgelegd? Ze weet het niet. Ze hebben haar tegen de scherpe rotsen beschermd, haar door het hete zand van de woestijn gedragen, over wild stromende beken en glooiende heuvels getild. Door de ritselende bladeren in het bos is ze ermee gewaad. Ze streelt de neuzen, ze zijn beschadigd. Buiten wacht een volgende uitdaging: de berg die ze gisteren van kilometers afstand al kon zien. Steeds groter werd hij, al naar gelang ze dichterbij kwam.

De top is bedekt met sneeuw en aan de voet is hij beschilderd met het helderste groen dat ze ooit gezien heeft. Een kleur groen die ze alleen nog maar in dit land tegengekomen is en dat wil wat zeggen want ze hadden veel gereisd. Op het groen dansen witte vlokken. Dat moet ongetwijfeld een kudde schapen zijn, een van de velen die dit land rijk is. Haar rugzak staat klaar. Ze kijkt uit het raam, de hele berg is in nevel gehuld en het motregent. Tijdens het ontbijt, hadden de andere gasten ook somber naar buiten gekeken. Met deze weersomstandigheden was het bijna onmogelijk om aan een tocht te beginnen die bijna acht uur zou duren. Ze kijkt op haar horloge. Als ze voor het donker terug wil zijn moet ze over een half uur echt op pad gaan. Vroeger had ze niet alleen haar hersens over dit soort dilemma’s hoeven pijnigen. Vroeger waren ze nog met z’n tweeën. Toen hadden ze samen overlegd. Ze hadden de voors- en tegens afgewogen. Hadden ze een zware tocht zoals deze uitgesteld, dan bezochten ze een kasteel of een museum. Vandaag had ze geen zin om alleen een museum te bezoeken, ze moest en zou die berg op. Ze hadden deze reis samen gepland, vlak voor ze hem verloor. Drie jaar geleden was dat nu.

Hij zat onderuitgezakt in zijn stoel. Dat had ze vreemd gevonden, haar man was altijd actief. ‘s Middags in zijn stoel zitten was niets voor hem, vooral niet met dit mooie weer. Zij had de fietsen al uit de garage gehaald.

‘Ben,’ had ze geroepen, ‘zullen we gaan?’ Ze voelt weer hoe de ijzeren band zich strakker om haar borst klemt. Ze trilt over haar hele lijf en voelt de tranen prikken. Boos schudt ze haar hoofd. Niet aan denken nu. Vandaag gaat ze de berg beklimmen, de berg die ze samen met hem had willen bedwingen. De berg die zijn naam draagt. Ze pakt haar rugzak van de stoel, draait de deur op slot en verlaat het hotel.

Ze trekt de capuchon van haar windjack over haar hoofd en knoopt hem stevig dicht. De hemel is loodgrijs en de motregen vormt een dicht gordijn. Gisteren had het landschap er betoverend uitgezien. De berg tekende zich eenzaam en majestueus af tegen de staalblauwe lucht, versierd met een kudde verdwaalde schapenwolken.

Het pad is modderig en haar schoenen soppen door de verse drab. Ze huivert, doet ze hier wel verstandig aan? Ja, ze moet vandaag naar boven. Hij wacht op haar. Het pad maakt een bocht en begint te stijgen. Gestaag loopt ze verder met in haar handen de wandelstokken. Die geven haar nu houvast, helpen haar verder omhoog. Secuur manoeuvreert ze langs de rotsblokken die op het pad liggen. Het pad slingert omhoog en wordt steeds smaller. Ze moet oppassen dat ze niet uitglijdt.

In de wijde omgeving is er niemand te bekennen. Na een uur neemt het zicht nog meer af en wordt de regen heviger. Ze kan nog geen twee meter voor zich uit zien en het water loopt in straaltjes over haar gezicht. Via haar jas en broek vindt het zijn weg naar beneden. Haar schoenen zitten onder de modder. Haar voeten brengen haar steeds een stap dichter bij haar doel: de top van de Ben Nevis.

De adrenaline giert door haar lijf. Haar hoofd voelt licht en ze ademt zwaar. Ze besluit halt te houden en laat de rugzak van haar schouders zakken. Ze drinkt een paar slokken water en eet van het brood dat ze vanmorgen meegenomen heeft.

Door de nevel hoort ze een klagelijk geblaat. Een lammetje. Het komt op haar af.

‘Hé, kom eens hier, waar kom jij vandaan? Ben je verdwaald? Waar is de rest van de kudde? Het lam kijkt haar aan en jammert nog harder. Ze speurt de omgeving af en luistert geconcentreerd.

‘Kom maar, lust je een stuk brood?’ Ze hurkt en strekt haar hand naar het jonge dier uit. Het steekt zijn neus in de lucht en snuift tot het de geur van het brood ruikt. Voorzichtig komt het dichterbij en eet gulzig. Even lijkt het te zijn vergeten dat het zijn moeder kwijt is. Hij is nu zo dichtbij dat ze hem kan aaien. Amper heeft hij het brood op of hij begint weer te blaten. Ze schudt haar hoofd, ze kan het dier ook niet helpen. Ze kan hem moeilijk op haar schouders meenemen.

Ze heeft al een flink stuk afgelegd en het uitzicht zou adembenemend moeten zijn. Er is een flinke bries opgestoken en ze hoopt dat deze de regen en nevel doet verdrijven. Besluiteloos kijkt ze naar het lam. Ze moet verder. Na een paar passen merkt ze dat het lam haar achterna komt.

‘Je kunt niet met mij mee, dat gaat niet. Ik kan niet ook nog op jou letten. Je moet hier blijven.’ Het dier kijkt haar aan. Ze zoekt in haar jaszakken. Heeft ze misschien een stuk touw bij zich zodat ze hem kan aanlijnen? Ze moet zich niet zo druk maken om een verdwaald lam, het kent de berg waarschijnlijk beter dan zijzelf.

‘Je blijft hier, je kunt niet mee. Maak dat je weg komt.’ Ze stampt op de grond en met een flinke armbeweging probeert ze hem angst aan te jagen. Hoort ze daar iets? Ze spitst haar oren. Geblaat klinkt door de mist. Over de met rotsen bezaaide weide komt een hele kudde schapen aangerend. Het lam krijgt zijn soortgenoten in de gaten en huppelt haastig op hen af.

[…]

Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. Kosten aantal woorden is 1159 x € 0,001 = € 1,59 + btw € 0,14 + betaalkosten € 0,30 = € 2,04.

Extra donatie aan de schrijver.

X