Welkom bij ons magazine

Privileges

(ook een Engelse versie)

De airco maakte herrie als een dieselgenerator, maar deed absoluut niets. Mijn kantoor leek verdomme wel een sauna. Ik zat in de laatste week van mijn rotatie en dan werd ik altijd humeurig. Ik miste Jolanda en de kids. Gelukkig nog maar drie dagen. Dan ging ik terug naar Nederland en was ik twee weken vrij. Werken in de Algerijnse olie industrie verdiende goed, maar zes weken midden in de Sahara was wel erg lang.  

Buiten zag ik de werkers, die in de brandende zon met ratelende pneumatische hamers de betonnen fundaties opruwden. Arme drommels. Ze droegen oranje overalls, handschoenen en werkschoenen én ze hadden een helm, gehoorbescherming en een veiligheidsbril op. Bovendien hadden ze een doek om hun hoofd gewikkeld tegen het woestijnstof, dat in dichte wolken rondjoeg. Dat smerige spul plakte aan je huid en kroop in alle kieren van je lichaam. Na tien minuten buiten voelde je je als een schurftige straathond.

Er werd geklopt en Manuel, één van de arbeiders, kwam binnen. Snel sloot hij de deur achter zich. 

‘Hey Manuel, wat kan ik voor je doen?’

‘We hoorden dat je over drie dagen naar huis gaat, po,’ zei Manuel, zich bevrijdend van de lap om zijn hoofd. ‘We willen je uitnodigen voor het eten, vanavond, bij ons.’

‘Maken jullie zelf je eten? We hebben toch een kantine?’

‘Wij zijn dol op adobo, ‘ glimlachte Manuel. ‘Dat hebben ze niet in de kantine.’

‘Maar de kok is Filipijns, net als jij.’

‘Het menu is gemaakt voor de expats, sir, niet voor de Third Country Nationals.’

Dat had ik me nooit gerealiseerd. We aten wel in dezelfde kantine, werkers en management, maar ik wist niet dat het menu op ons was afgestemd. 

‘Remy, de kok, komt ook,’ ging Manuel verder. ‘Hij maakt de adobo. Met witte rijst.’

‘Oh, okay, ik zal er zijn. Dankjewel voor de uitnodiging.’

‘Om acht uur. Unit honderdtachtig.’

Ik stak mijn duim omhoog en glimlachte. Wat een goeie kerel, altijd vriendelijk.

Na werktijd liep ik naar mijn kamer, unit zes, gemaakt van een twintig-voet container. Daarin stonden een bed, een kast, een werktafel en een wastafel. En er was een douchecabine. Meer niet. 

Na me opgefrist te hebben vond ik Manuel’s kamer, achterin het kamp. Binnen zat het vol met Filipino’s die me vrolijk welkom heetten. Tot mijn verrassing stonden er echter drie stapelbedden, in dezelfde ruimte die ik in mijn eentje bewoonde.

’We wonen hier prima, met zijn zessen,’ zei Manuel, die mijn verbazing opmerkte. 

‘Wonen alle werkers zo?’ 

‘Ja sir, alle Filipino’s en Indiërs.’ Dat wist ik niet. En ik vroeg me af of Naresh en Subramanian, en alle anderen die aan mij rapporteerden, ook zo woonden. 

[…]


Verder lezen? Koop het hele verhaal hier. Kosten € 1,50 + btw € 0,14 + betaalkosten € 0,30 = € 1,94.

Of word abonnee.

Extra donatie aan de schrijver.

X