Beschrijving
Het regent nu al dagen aan een stuk door. Ik voel me geborgen als buiten de wind en de regen tegen het voorsteven van mijn huiselijke schip slaat en ik binnen zit en binnen wordt gehouden, op de kleine momenten van rebellie na waarbij ik me toch buiten de deur waag en met genoegen het koude vocht langs mijn gezicht voel. Als kind luisterde ik nachtenlang naar het tikken tegen mijn raam. Ik sliep slechter als kind dan als volwassene – ik schrik dat ik mezelf pas als volwassene heb omschreven en besluit dat dit het moet zijn: het begin van het einde. Tegenwoordig hoef ik mijn hoofd maar in mijn kussen te drukken en even later slaap ik, en soms droom ik als ik slaap. Toen ik nog jong was en een kind, dwaalde ik dikwijls nachten door het huis omdat ik de slaap niet kon vatten. Het maakte me rusteloos, wat de slapeloosheid alleen maar kracht bijzette. Enkel als de regen tegen het raam sloeg en de wind tegen mijn voorsteven woei, had ik iets om wakker voor te blijven, had ik vrede met de slapeloosheid die mij uitholde. […]